Wim Sucaet heeft een passie voor oplossingsgericht werken en is team- en netwerkcoach voor Samen1Plan Gent-Scheldekracht, één van de zestien 1G1P-samenwerkingsverbanden. Over de vraag om in de commissie van de databank te zetelen, nu zo’n twee jaar geleden, heeft hij niet lang moeten nadenken. “De visie van Opgroeien om zoveel mogelijk kracht- en oplossingsgericht te werken deel ik graag; ik heb daar zelf wel wat ervaring mee zowel als coach en als in mijn andere professionele activiteiten. Onderbouwd trachten te werken en stimuleren van kwaliteitsvolle praktijken liggen volledig in mijn lijn.”
Kan je kort de rol van de commissie schetsen?
“Kort samengevat zijn de commissieleden de kritische vriend van de indieners. We kijken vanuit een academische bril naar de praktijk en stellen reflectieve vragen: is dit voldoende theoretisch onderbouwd? Is het wetenschappelijk onderzocht? Zijn er evidenties naar boven gekomen die de praktijk ondersteunen? We gaan ook na of de praktijk goed beschreven is en er aandacht is voor de uitvoerbaarheid.”
“Bij dit proces wordt de commissie ondersteund door medewerkers van Opgroeien zelf. Ondertussen zijn we goed op elkaar ingespeeld. Op de website van de databank staat ook een handig grondplan met werkvragen die helpen bij het reflecteren over en het beschrijven van de praktijk. Opgroeien geeft ook feedback op het ingevulde grondplan voor dat het naar de commissie wordt gestuurd. Daar verdelen we de ingediende grondplannen volgens eigen expertise en affiniteit al reviewen we de plannen altijd met minstens twee commissieleden. Opgroeien koppelt dan terug naar de indiener, al is het soms ook interessant om zelf bij die feedback te zijn om meteen de dialoog aan te gaan.”
Jullie evalueren de praktijk zelf niet. Geen oordeel over de praktijk als dusdanig, wel over de beschrijving ervan.
“Klopt. Daarin verschillen we ook een beetje van de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut, waarbij we andere accenten leggen. Kort door de bocht ligt de focus van de commissie in Vlaanderen naast het beoordelen voornamelijk op het ondersteunen en stimuleren van praktijken. De autonomie over de praktijk zelf blijft bij de indiener te liggen. We zetten wel aan tot reflectie. Finaal doel is om de praktijk te optimaliseren, zodanig dat de outcome ook effectiever wordt.”
Effectiviteit is niet altijd een makkelijk begrip…
“(knikt). Effectiviteit, impact, kwaliteitsvol werken… Die begrippen alleen al zorgen voor interessante discussies en standpunten, ook binnen de commissie. Waar we het wel over eens zijn is dat we er voor moeten zorgen dat het geen holle begrippen blijven. We gebruiken geen vaste criteria die gebeiteld staan in steen, voor ons is die interactie met de praktijk wel cruciaal. De commissieleden reflecteren daarover, elk vanuit zijn of haar expertise en achtergrond. De dialoog die ontstaat door het grondplan te bespreken, de feedback, de terugkoppeling… dat hele proces maakt het superinteressant, want dialoog maakt het tot levende materie.”
Het vraagt wel wat tijd en energie om het te doen, en net dat ontbreekt in tijdens van crisis en personeelstekorten.
“Het is inderdaad alle hens aan dek op dit moment en overal. Ik behoed me ervoor om te zeggen dat organisaties hier nu prioriteit moeten van maken. Tegelijk zie ik, ook vanuit mijn eigen ervaring, er wel de meerwaarde van in. Je krijgt nieuwe materie om je werking te verfijnen en gerichter bij te sturen. Ik zie het als een investering in een verbeterde werking.”
Eenmaal de praktijk gereviewd komt dit op de site van Opgroeien. Ter ere en glorie van je eigen organisatie, of zijn er nog andere voordelen?
“De eer zal voor sommige wel meespelen (lacht). Ik zie voornamelijk andere meerwaarde. Je merkt in het publieke debat dat er kritischer wordt gekeken naar de outcome van projecten en organisaties die subsidies krijgen om een bepaalde opdracht uit te voeren. Het is dan een meerwaarde om te kunnen zeggen: onze praktijk heeft een bepaalde kwaliteitstoets doorgaan of is een goed beschreven praktijk of is wetenschappelijk onderzocht. Daarnaast is er natuurlijk de meerwaarde van de doorontwikkeling als professional en organisatie.”
Jullie adviezen zijn niet binair, het is niet gevalideerd of niet. Jullie geven per dossier ook op maat adviezen mee.
“Finaal willen we stimuleren en niet evalueren. Dus ja, er is ruimte voor die nuance. We wijzen op het potentieel om te verbeteren.”
De databank is nu nog in volle ontwikkeling. Waar mikken jullie finaal op?
“Moeilijke vraag, de tijd zal dit ook steeds uitwijzen want Opgroeien en de commissie houden vinger aan de pols. Naast kwantitatieve streefcijfers is het belangrijk dat we er kwalitatief op vooruit gaan”, Voor mij is het belangrijker is dat we er in Vlaanderen kwalitatief op vooruitgaan. De databank is een ideaal instrument voor kennisdeling. Van sommige praktijken denk ik: ‘Waw, het zou toch super zijn mocht dat olievlekgewijs iets meer verspreid geraken in Vlaanderen’. Hoe kan die implementatie gebeuren in andere regio’s of hoe kunnen we praktijkwerkers meer in contact laten komen met praktijk X of Y.”
Zijn er nog tips die je kan meegeven voor organisaties die nog wat aarzelen om hun praktijk in te dienen?
“Mijn eerste tip: choose your battles. Met andere woorden: ga voor je zelf na op welke praktijk je eens wil in zoomen. Kies en leg je focus daarop. Die afbakening is nuttig en maakt het ook meer haalbaar. Ten tweede: je hoeft niet per se iets in te dienen. Je kan het grondplan ook als gids bekijken om een deel van je praktijk kritisch tegen het licht te houden. Dat alleen al werkt inspirerend. Of neem een kijkje op de site en bekijk hoe andere praktijken zijn beschreven. Tenslotte: de mensen van Opgroeien zijn heel vriendelijk en behulpzaam (lacht). Ze helpen je graag verder met iedere vraag die je hebt over de databank.”