Cijfers over aantal opnames gemiddelde verblijfsduur per campus en cijfers over de verblijfsduur binnen de gemeenschapsinstellingen (GI).
Cijfers op maatOntdek welke bronnen, definities en afkortingen we hanteren en lees meer over de werking van de betrokken instanties bij jeugddelinquentie.
Achtergrondinformatie en documentatieAls wordt vastgesteld (via een proces-verbaal) dat een minderjarige een delict pleegde (of ervan verdacht wordt), is eerst het jeugdparket aan zet.
Het parket heeft op basis van het decreet jeugddelinquentierecht verschillende mogelijkheden:
Bij ernstige feiten kan het jeugdparket de jeugdrechter vorderen om een maatschappelijk onderzoek uit te voeren en een voorlopige maatregel te nemen. Daarbij houdt de jeugdrechter rekening met de leeftijd en persoonlijkheid van de jongeren, de leefomgeving, de veiligheid van de jongere en het gevaar dat de jongere voor de samenleving vormt. In de fase ten gronde kan de jeugdrechtbank ook nog een sanctie opleggen.
De voorbije jaren was de instroom van jeugddelicten op de Vlaamse jeugdparketten relatief stabiel, met een forse stijging in 2020 ten gevolge van corona.
In 2022 werden in totaal 36.664 processen-verbaal bij een jeugddelict op de Vlaamse jeugdparketten aangemeld. Tegenover 2021 gaat het om een daling met 6,4%. Die daling is volgens de jaarstatistiek van de jeugdparketten vooral toe te schrijven aan een forse daling van coronagerelateerde zaken. Voor de meeste types delicten is een toename zichtbaar, vooral voor eigendomsdelicten (zoals diefstal en vernieling) en persoonsdelicten (voornamelijk slagen en verwondingen) en in mindere mate voor drugsdelicten en inbreuken tegen de openbare overlast en verkeer.
De jeugdparketten volgen ook dossiers rond verontrusting (VOS) op. Daar is de trend al enige tijd stijgend. In 2022 werden in totaal iets meer dan 56.000 processen-verbaal bij een VOS op de Vlaamse jeugdparketten aangemeld. Dat is 8% meer dan het jaar voordien.
Zowel bij het parket, als de jeugdrechter, als finaal in de fase ten gronde kunnen jeugddelicten op een herstelgerichte en constructieve manier afgehandeld worden.
De cijfers worden voorgesteld van de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling (HCA) naar afhandelingsvorm: gemeenschapsdienst, herstelgericht groepsoverleg (hergo), herstelbemiddeling, leerproject en positief project.
Uit de onderstaande grafiek blijkt dat het jeugdparket veruit de grootste aanmelder is bij de HCA-diensten met 72%. De jeugdrechter (in de voorlopige fase) en de jeugdrechtbank (in de fase ten gronde) zijn goed voor 28%.
Jongeren worden om heel uiteenlopende redenen bij een HCA-dienst aangemeld. De belangrijkste type delicten zijn, in lijn met 2021: 'opzettelijke slagen en verwondingen' (25%), ‘zwaardere diefstallen’ (12,9%) en ‘drugsgerelateerde feiten’ (8,7%).
Het decreet jeugddelinquentierecht kiest er uitdrukkelijk voor om een heldere, snelle en constructieve reactie te geven op jongeren die een delict plegen of daarvan verdacht worden. De nadruk in dat decreet ligt op ambulante reactievormen, waaronder delictgerichte contextbegeleiding.
Bij een delictgerichte contextbegeleiding worden jongeren intensief ambulant begeleid en wordt ook de context van de jongere actief betrokken. Die reactievorm wordt ingezet om te vermijden dat jongeren in een gemeenschapsinstelling worden geplaatst of om ervoor te zorgen dat ze sneller en met begeleiding kunnen uitstromen. Als een delictgerichte contextbegeleiding gecombineerd wordt met een plaatsing in een gemeenschapsinstelling, dan is het een onderdeel van een gedeeld (forensisch) traject.
Deze reactievorm is intussen sterk vertrouwd in Vlaanderen. In 2022 liepen er 130 begeleidingen, iets minder dan in 2021 (140 begeleidingen). Daarnaast wordt delictgerichte contextbegeleiding ook nog ingezet na kortverblijf.
In meer ernstige dossiers kan het jeugdparket een jeugdrechter vorderen. Het dossier wordt dan voorbereid en verder opgevolgd door de sociale dienst jeugdrechtbank (SDJ).
In tegenstelling tot de instroom van jeugddelicten op de jeugdparketten (zie hoger), kende het aantal nieuwe vorderingen jeugddelict in 2020 een opvallende daling, die allicht samenhangt met de neveneffecten van de coronasituatie.
Zowel in 2021 als in 2022 is opnieuw een toename zichtbaar. In 2022 werden ongeveer 1.560 nieuwe vorderingen jeugddelict bij de sociale dienst jeugdrechtbank opgetekend.
Nieuw is ook de zogeheten derde vorderingsgrond VOS na jeugddelict, waardoor een jongere ook door een verontrustende (leef)situatie door de jeugdrechter kan worden opgevolgd, nadat een jeugddelict is vastgesteld. In 2022 werd 121 keer gebruikgemaakt van die nieuwe vorderingsgrond, tegenover 150 keer in 2021.
Het aantal jongeren met een lopend dossier jeugddelict vertoont eenzelfde patroon als het aantal nieuwe vorderingen jeugddelict. Eerst is er sprake van een stijgende trend tussen 2015 en 2019, waarna een forse daling optreedt. In 2021 en 2022 zijn er weer meer jongeren met een lopend dossier jeugddelict bij de sociale dienst jeugdrechtbank. Het betreft ongeveer 2.300 jongeren op jaarbasis.
In de meeste provincies doet zich een gelijkaardig patroon voor: een stijging tussen 2015 en 2019, waarna zich een (forse) daling voordoet. In 2021 stijgt het aantal jongeren met een lopend dossier met een verdere stijging in 2022 (in Antwerpen en West-Vlaanderen) of een (kleine) terugval (in Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant/Brussel). Limburg vormt een uitzondering, waar zich een dalende trend voordoet door de jaren heen.
De provincie Antwerpen telt het grootst aantal jongeren met een lopend dossier jeugddelict bij de sociale dienst jeugdrechtbank (914 in 2022 of 39,6% van het totaal aantal begeleide jongeren voor een jeugddelict).
De overgrote meerderheid van het aantal dossiers dat de sociale dienst jeugdrechtbank behandelt gaat over kinderen en jongeren die zich in een verontrustende (leef)situatie bevinden. Begeleidingen door een delict zijn een minderheid. Verhoudingsgewijs zijn er ongeveer 88 procent jongeren in begeleiding door een verontrusting, ongeveer 8,2 procent door een delict en een kleine 4 procent zowel door een delict als door een verontrustende situatie.
Een jeugdrechter kan een jongere door een ernstig jeugddelict of een ernstige verontrustingsituatie in een gemeenschapsinstelling (GI) plaatsen. Dat laatste is vanaf 1 maart 2023 niet meer mogelijk.
In de onderstaande figuur geven we een overzicht van het aantal opnames in de gemeenschapsinstellingen van 2018 tot 2022, opgesplitst naar opnamevorm (regulier, time-out of kortverblijf).
In totaal waren er in 2022 1.734 opnames (in 2021: 1.560), waarvan 1.035 (of 59,7%) door een delict en 699 (of 40,3%) door een verontrustingsituatie of een time-out.
Bij een plaatsing naar aanleiding van een jeugddelict kan het zowel gaan om een reguliere gesloten begeleiding als om een kortverblijf van 14 dagen. Dat laatste is er in de coronaperiode gekomen als antwoord op de verhoogde druk op de gemeenschapsinstellingen en wordt nog decretaal verankerd. Per regio wordt in samenwerking met bestaande partners versterkt ingezet op een snelle uitstroom uit de GI en de opstart van een gedifferentieerd ambulant traject, op maat van de jongere. In 2022 betrof het ongeveer 300 plaatsingen bij kortverblijf, tegenover 215 in 2021.
Een gesloten begeleiding geldt altijd als allerlaatste optie, maar kan ook een (her)start betekenen, met een intensief traject waarbij externe partners en de thuiscontext actief betrokken worden.