Sinds wanneer werk je voor Kind en Gezin? Wat trok er jou aan in een job voor Kind en Gezin?
“Ik ben in december 2012 bij Kind en Gezin gestart als teamverantwoordelijke van de Kind en Gezin-Lijn in Brugge. Die lijn vangt via e-mail, telefoon en chat vragen op van ouders. Daarvoor werkte ik 12 jaar voor Jeugdhulp, het toenmalige Jongerenwelzijn, als begeleider in gemeenschapsinstelling De Zande in Ruiselede.
Na 7 jaar als leidinggevende bij de Kind en Gezin-Lijn, in combinatie met 1,5 jaar teamverantwoordelijke van lokaal team Oostende, miste ik de connectie met de praktijk. Kind en Gezin maakte toen de keuze om het middenkader geleidelijk aan uit te doven en de disciplines in de lokale teams te verruimen. Sociaal werker was één van die nieuwe functies. Ik greep mijn kans om terug mijn voorliefde voor kwetsbare gezinnen te volgen en opnieuw de basisdienstverlening in te trekken. De cirkel is dus opnieuw rond, en daar ben ik heel blij om.”
Wat doe je precies?
“Kort gezegd: ik ondersteun maatschappelijk kwetsbare gezinnen en probeer drempels voor hen te verlagen. Dat hou ik elke dag voor ogen. Gezinnen ervaren drempels op heel wat levensdomeinen. Ik zie vaak terugkerende thema’s: de (moeilijke) zoektocht naar kinderopvang of werk, beperkte kennis van het Nederlands, een gebrek aan een sociaal netwerk… Of echt heftige situaties, zoals intrafamiliaal geweld. Zo zijn er soms gezinnen waarbij een van de ouders erover nadenkt om bij de partner weg te gaan. Ze vragen zich dan af: wat heb ik nodig om samen met m’n kinderen op eigen benen te staan? Hoe bied ik mijn kinderen opnieuw veiligheid? Dan zoek ik mee naar oplossingen.
We blijven wel altijd preventief werken, daar staat Kind en Gezin voor. Ik leid gezinnen naar onze partners, toon de weg naar instanties en ga soms ook fysiek met hen mee. Maar zodra ik het gevoel heb dat een gezin terug zelfstandig verder kan, laat ik het ook echt wel los. Als sociaal werker geloof je dat je mensen sterker kan maken. En dat ze hun eigen weg kunnen vinden. In het begin blijf ik wel nog nabij. Ik stuur dan een berichtje om succes te wensen bij een sollicitatiegesprek of vraag hoe het met hen gaat. Zo’n sms’je doet veel.”
Welke momenten blijven je bij?
“Ik kom bij de meest kwetsbare gezinnen. Dat is soms zwaar, maar er zijn ook echt wel succesverhalen en positieve kanten. Toeval of niet, ik heb nu vaak contact met tienermama’s. Die kwam ik ook regelmatig tegen toen ik in Gemeenschapsinstelling De Zande werkte. Meestal vertrokken de mama’s daar als ze op het punt stonden om te bevallen. Nu begeleid ik hen als ze net mama zijn geworden. Een andere invalshoek dus, maar de persoonlijke begeleiding gericht op versterken, blijft wel hetzelfde.
Ik herinner me onlangs een tienermama. Zonder werk, zonder rechten of uitkering van de mutualiteit of VDAB. Ze was met haar middelbare school gestopt op het moment dat ze zwanger raakte. De vader was niet meer in het spel. Daar sta je dan, als jonge mama, met het Groeipakket als enige bron van inkomsten. De ouders van de jonge mama waren zelf nog aan het werk. Samen hebben we alle mogelijke pistes overlopen. Heeft ze recht op een leefloon van het OMCW? Nee. Is kinderopvang een optie? Ook niet. Iets later kreeg ik van haar een sms: “Ik heb werk gevonden en mag volgende week starten!” Dat is toch wel een succesje ... wat een grote stap vooruit voor dat gezin!”
Wat vind je het moeilijkste aan je job?
“Ik wil mijn tijd graag zoveel mogelijk investeren in het contact met gezinnen. Maar ook de administratieve kant moet kloppen. Bij elke ontmoeting met een gezin komt nadien papierwerk kijken. Daar kruipt veel tijd in, tijd die ik meestal moeilijk vind. Elk contactmoment op papier zetten is heel hard nodig om collega’s goed te kunnen briefen. Het frustreert me soms dat ik m’n administratie niet zo goed als vroeger kan bolwerken. Ik breng gewoon veel minder tijd achter m’n laptop door.
Er zijn ook de wachtlijsten waar je tegenaan loopt: op alle levensdomeinen. Neem nu huisvesting. Ik zie vaak grote gezinnen met 4 of 5 kinderen. Het is allesbehalve eenvoudig om een geschikte woning te zoeken voor een gezin van 6 of meer.
Ik stoot soms ook op de beperkte wetgeving, zoals die over het ingrijpen voordat een kind geboren wordt. In sommige situaties weet je, nog voor een kindje er is, dat er amper toekomstperspectief is. Je probeert alles in te zetten om de situatie zo gunstig mogelijk te maken, geeft signalen dat er iets moet gebeuren, … Maar je moet effectief wachten tot het kind geboren is om iets te mogen ondernemen. Daarvoor is de wetgeving op dit moment nog te beperkt. Gelukkig is er de zorggarantie, de werf 2 voor de uithuisplaatsing van jonge kinderen. Die zorgt ervoor dat de belangrijkste partners zich samen engageren om in verontrustende situaties onmiddellijk op te zoek te gaan naar oplossingen. Een mooie samenwerking, maar er is nog veel ruimte voor verbetering.”
Hoe ziet je werkweek eruit?
“Mijn agenda is goed gevuld. Ik verdeel mijn tijd 50-50 over 2 lokale teams, verspreid over 2 gebieden. Je moet dus wel een goede planner zijn, anders wordt het chaotisch. Gelukkig ben ik eventplanner in bijberoep. (lacht) Er zijn bijvoorbeeld ontmoetingsmomenten zoals Daya. Dat is een wekelijkse moedergroep in de bibliotheek van Blankenberge, ondersteund door vrijwilligers. Mama’s komen er naartoe om hun sociaal netwerk uit te breiden. De kinderen kunnen er spelen terwijl de mama’s koffie drinken en met elkaar praten. Dan komen vanzelf verschillende onderwerpen aan bod. Ik wissel af met een collega: de ene week gaat zij, de andere week ik.
Ik ga ook regelmatig op huisbezoek, alleen of samen met een verpleegkundige of gezinsondersteuner van mijn team. Dan kom je soms zware dingen tegen: hygiëne die volledig te wensen overlaat, een gezin dat met een baby in een appartementje woont dat niet groter is dan een studentenkot, ... Ik krijg regelmatig vragen over veilig slapen of voeding, maar ik heb natuurlijk geen medische achtergrond. Die vragen geef ik dus door aan de verpleegkundigen in ons team.
Ik netwerk heel vaak met partners waar we naar doorverwijzen. Zo is er in Blankenberge Dienstencentrum De Bollaard. Ik heb nauw contact met de medewerkers van het tweedehandswinkeltje en de voedselbedeling. Daar leid ik bijna elke dag gezinnen naar toe. Ze kunnen er kinderkleding of een stuk van de babyuitzet kopen voor 0,50 of 1 euro. Er zijn ook de grotere partners, zoals het Regionaal Platform Sterk Sociaal Werk in West-Vlaanderen, waar ik Kind en Gezin vertegenwoordig. Samen werken we aan de 8 uitdagingen van het Actieplan Sterk Sociaal Werk voor 2019-2024, binnen de lokale dynamiek.”
Wat vind je het fijnste aan je job als sociaal werker? Wat motiveert je?
“De dynamiek en gedrevenheid in mijn team zijn ongelooflijk. Daar fleur ik van op. Dat was ook zo in gemeenschapsinstelling De Zande. Dat werk heb ik 12 jaar heel graag gedaan omwille van de collega’s en het team. Zonder een hecht team achter mij, zou ik deze job moeilijk volhouden. In de sociale sector moet je op je collega’s kunnen vertrouwen, elkaar beschermen en zorg dragen voor elkaar.
En natuurlijk is er ook het doel waarvoor we werken: zo veel mogelijk kansen bieden aan kinderen en jongeren. Los van de situatie van een gezin, versterk ik mensen in hun ‘zijn’. Ik geloof in de kracht van mensen, en dat ze zichzelf verder kunnen helpen. Kan je een mooier doel voor ogen hebben?”
Wat springt er voor jou uit in je job?
“Intrafamiliaal geweld, zowel emotioneel als fysiek. Als je daarmee te maken krijgt, brengt dat zo veel teweeg. Iedereen heeft wel eens een relatiedip. Maar je staat er soms van versteld welke harde woorden er tussen partners kunnen vallen. Sommige koppels missen dat inzicht. Ze maken hevige ruzie en staan er niet bij stil wat dat voor hun kind betekent.
Bij sommige gezinnen heb je een vermoeden van intrafamiliaal geweld. Als ouders dat benoemen, komt dat bij mij heel hard binnen. Zeker wanneer het in de realiteit nog erger is dan ik oorspronkelijk dacht. De spanning tussen partners is soms te snijden. Dan sta je soms machteloos. Je kan wel aangeven dat het niet oké is voor je kinderen. We blijven wel preventief: het is moeilijk om die grens te trekken, maar ze moet er wel zijn.
Daarom ben ik ook zo’n grote voorstander van het agentschap Opgroeien. Toen ik het bericht kreeg dat Kind en Gezin en het toenmalige Jongerenwelzijn zouden samensmelten, maakte ik direct de klik in mijn hoofd. Ik ben heel benieuwd hoe de werking verder gaat evolueren. De samenwerking tussen Kind en Gezin en Jeugdhulp kan alleen maar verbeteren.”
Lokaal team Kind en Gezin
In totaal zijn er 57 lokale teams, gevestigd in Vlaanderen en Brussel.
Elk lokaal team bestaat uit meerdere gemeenten, met uitzondering van de grootsteden. Het lokaal team brengt een aanbod op maat, aangepast aan de lokale situatie in een gemeente of stad en de noden van elk gezin. Ze hebben een samenwerking met lokale partners (lokale overheid, Huis van het Kind, Kinderopvang). Samen met alle partners wil elk team alle (aanstaande) ouders en gezinnen ondersteunen en kansen geven.
Elk lokaal team is multidisciplinair samengesteld. Aanstaande ouders en gezinnen met kinderen tussen 0 en 3 jaar kunnen terecht bij een:
- Verpleegkundige: biedt voornamelijk preventieve medische ondersteuning
- Gezinsondersteuner: legt verbinding met kwetsbare gezinnen met kinderen vanuit de eigen ervaringsdeskundigheid, brengt gezinnen in contact met collega’s en partners
- Sociaal werker: versterkt de maatschappelijke participatie van kinderen en ouders in kwetsbare gezinnen
- Psychopedagoog: ondersteunt gezinnen met thema’s zoals ouderschap en opvoedingsondersteuning, van basisondersteuning tot hulp bij verontrusting