In 2023 deden 27.844 kinderen en jongeren een beroep op ondersteuning van een jeugdhulporganisatie (exclusief 1G1P) door een moeilijke thuissituatie. Daarvan vindt ongeveer 40% (11.169) een plek in een pleeggezin.
Opnieuw kent pleegzorg een jaarlijkse stijging in het aantal pleegzorgsituaties en – dossiers van ruim 5%. Sinds 2015 kende pleegzorg een groei van ongeveer 70%.
De jaarlijkse stijging is geen toeval. De Vlaamse overheid zette de voorbije jaren sterk in op pleegzorg. Het (aangepaste) decreet pleegzorg heeft voor een hele dynamiek gezorgd, waardoor het vlotter én meer op maat kan worden ingezet.
Verschillende vormen
We onderscheiden drie grote vormen. Bij ondersteunende pleegzorg vangt een gezin een pleegkind op zolang het nodig is: een paar dagen, een paar weken, maanden of af en toe tijdens weekends en vakanties. Dat kan dus een korte aaneengesloten periode zijn, maar het kan ook een afwisselend verblijf voor meerdere korte periodes zijn. Het is een heel laagdrempelige vorm van pleegzorg die niet via de intersectorale toegangspoort verloopt, de andere twee vormen wel.
Wanneer een pleegkind langer dan een jaar in een pleeggezin woont, spreken we over langdurige of perspectiefbiedende pleegzorg. Een pleegkind kan soms vele jaren in een pleeggezin verblijven, zelfs tot wanneer het op eigen benen gaat staan. De jongere houdt wel altijd zo veel mogelijk contact met de biologische ouders.
Wanneer ouders de zorg even niet meer aankunnen, kan een pleeggezin de nodige rust brengen voor een pleegkind. Hulpverleners gaan dan samen met de ouders intensief aan de slag om hun leven weer op de rails te krijgen. Perspectiefzoekende pleegzorg duurt meestal enkele maanden. Als een terugkeer naar huis toch niet mogelijk blijkt, wordt er gezocht naar een langdurige oplossing. Andere hulpverleningsvormen kunnen ook worden ingeschakeld.
Op 31/12/2023 tellen we exact 10.000 pleegzorgsituaties (unieke cliënten), dat is een stijging van 6,2 procent tegenover eind 2022 (545 pleegkinderen extra).
Zie de onderstaande grafiek.
Om te kunnen vergelijken is het aantal unieke jongeren geteld in een pleegzorgsituatie, telkens op dezelfde dag (31 december).
Behandelingspleegzorg
De diensten voor pleegzorg bieden behandelingspleegzorg aan bovenop perspectiefzoekende en -biedende pleegzorg. Zo kunnen ze de gezinnen ondersteunen bij een pleegzorgspecifieke problematiek.
Behandelingspleegzorg wordt op 31/12/2023 ingezet bij exact 1000 pleegkinderen of -gasten die gebruikmaken van perspectiefzoekende of perspectiefbiedende pleegzorg. Dat is opnieuw een duidelijke stijging tegenover 2022 (910).
Netwerkpleegzorg
Kinderen en jongeren in pleegzorg worden eerst opgevangen in hun eigen netwerk: een tante, grootouder, een gekend vertrouwensfiguur ... Die ‘netwerkplaatsingen’ maken ruim 72 procent uit van alle nieuwe dossiers in 2023, tegenover ongeveer 24 procent aan ‘bestandspleegplaatsingen’, waarbij een match wordt gezocht tussen een jongere en een kandidaat-gezin.
Netwerkpleegzorg volgt nog steeds min of meer de stijging van het aantal opgestarte dossiers, terwijl bestandspleegzorg eerder stabiel blijft.
Vanaf 2020 beschikken we ook over detailcijfers over het netwerk. 70% van de netwerkpleegzorg vindt plaats in het familiale netwerk, 30% in het sociale netwerk. Dat is vergelijkbaar met 2022.
In ongeveer de helft van de nieuw opgestarte pleegzorgsituaties gaat het om (jonge) kinderen tussen 0 en 8 jaar. De leeftijdsverdeling blijft stabiel over de jaren heen.
Pleegzorg is de eerste optie als jonge kinderen niet thuis kunnen blijven. Pleegzorg werd ook mogelijk gemaakt tot 25 jaar. Samen met de verschillende regionale pleegzorgdiensten heeft Pleegzorg Vlaanderen vzw mee aan de kar getrokken om pleegzorg bekender en aantrekkelijker te maken.
Eind 2023 zijn er van de 2.531 cliënten pleegzorg ouder dan 18 jaar 780 meerderjarige pleeggasten (volwassen personen met een handicap of psychiatrische problematiek die instromen binnen de volwassenwerking van de pleegzorgdiensten). In totaal is volwassenpleegzorg goed voor 7% van alle geregistreerde pleegzorgsituaties (idem 2022).
Bron: Binc