Meer detailcijfers over demografie en gezinssamenstelling
Cijfers op maatMeer info over de bronnen, de berekeningswijzen en de definities in het rapport.
Achtergrondinformatie en documentatieIn 2023 waren er 1.832.692 kinderen en jongeren in Vlaanderen, 22.304 meer dan in 2022.
De evolutie van het aantal kinderen verschilt naargelang de leeftijdsgroep. Volgens de cijfers van Statbel was er in het Vlaamse Gewest in vergelijking met 2022:
Voor de totale groep minderjarige kinderen komt dat neer op een stijging met 15.299 kinderen (+1,2%). Bij de jongeren van 18 tot 25 jaar is er een toename met 1,4% (+7.005 jongvolwassenen).
Kinderen en jongeren met een leeftijd tussen 0 en 25 jaar maakten in 2023 27,1% van de Vlaamse bevolking uit. Het aandeel minderjarigen bedraagt 19,4%.
Als we de evolutie van het aantal jongeren tot 25 jaar bekijken voor de voorbije 20 jaar, dan zien we dat die bevolkingsgroep sinds 2003 nooit groter was dan in 2023. Vooral vanaf 2009 doet er zich een stijging van het aantal kinderen voor. De stijging van het geboortecijfer van 2003 tot en met 2010 vormt daar de belangrijkste verklaring voor. Hoewel het aantal jongeren onder de 25 jaar sinds 2003 toenam met 6,7%, daalde hun aandeel in de totale Vlaamse bevolking de afgelopen 20 jaar wel (van 28,4% naar 27,1%).
Het aantal kinderen, de verdeling over de leeftijdsklassen en het aandeel in de populatie verschilt tussen de provincies.
De provincie Antwerpen kent het grootste aantal kinderen en jongeren tot 25 jaar. In de provincie Limburg wonen heel wat minder kinderen. Zetten we het aantal jongeren af tegenover de totale populatie in de provincie, dan kent Vlaams-Brabant het hoogste aandeel 0- tot 25-jarigen (28,6%). In West-Vlaanderen ligt het aandeel het laagst (25,3%).
In cijfers op maat vind je details terug over het aantal kinderen en jongeren, naar leeftijd(sklasse), tot op gemeenteniveau.
Het Federaal Planbureau publiceert samen met Statbel bevolkingsvooruitzichten per leeftijd. De onderstaande figuur geeft de evolutie weer van het verwachte aantal kinderen per leeftijdscategorie volgens de meest recente vooruitzichten 2023-2070. Deze gaan uit van de waarnemingen op 1 januari 2023. De verschilscores worden altijd berekend tegenover 2023. Een negatief cijfer betekent dus dat het voorspelde aantal kinderen voor dat jaar lager ligt dan in 2023. Wanneer het verschil groter wordt, spreken we van een aanhoudende daling, wanneer het nog negatief is, maar kleiner dan het jaar ervoor, is er opnieuw een toename tegenover het jaar ervoor, maar ligt het wel nog steeds onder het aantal van 2023.
Volgens de projecties zou het aantal kinderen onder de 3 jaar in het Vlaamse Gewest in 2024 op ongeveer hetzelfde niveau blijven als in 2023. In 2025 verwacht men een afname van het aantal kinderen onder de 3 jaar (-1.068 kinderen). Daarna neemt de groep kinderen van 0-3 jaar steeds verder toe. In 2040 zouden er 214.471 kinderen onder de 3 jaar zijn, 17.403 meer dan in 2023.
Het aantal 3- tot -6 jarigen neemt af in 2024 om opnieuw toe te nemen in 2025. Vanaf 2026 daalt deze groep kinderen om vanaf 2029 (niet opgenomen in figuur) opnieuw te stijgen. Vanaf 2030 ligt het aantal 3- tot 6-jarigen opnieuw hoger dan in 2023. In 2040 voorspelt men 217.516 kinderen in die leeftijdscategorie, 12.018 meer dan in 2023.
Op Vlaams niveau zal het aantal kinderen van 6 tot 12 jaar aanhoudend beginnen te dalen in de periode 2024-2031. Pas vanaf 2032 (niet opgenomen in de figuur) zou het aantal kinderen in die leeftijdscategorie opnieuw toenemen om in 2040 (442.836) bijna weer uit te komen op het niveau van 2023 (448.294 kinderen).
Tot 2025 zal het aantal jongeren tussen 12 en 18 jaar blijven toenemen, daarna zal het aantal beginnen te dalen. Pas in 2032 (het jaarcijfer 2032 is niet-opgenomen in de figuur) zal het aantal opnieuw beginnen stijgen. In 2040 bedraagt het aantal jongeren van 12-18 jaar 449.645, wat nog steeds onder het aantal van 2023 is.
Het aantal jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) zou aanhoudend toenemen tot 2033 (het jaarcijfer 2033 is niet opgenomen in de figuur). Daarna daalt het aantal, maar ook in 2040 zouden er nog bijna 40.000 jongvolwassenen meer zijn als in 2023.
Als de vooruitzichten kloppen, verwachten we voor het volgende decennium een toenemende vraag naar plaatsen in de kinderopvang en in het kleuteronderwijs en een toename van de studentenpopulatie voor het hoger onderwijs.
In dit dashboard vind je de provinciale verschillen in de bevolkingsvooruitzichten voor kinderen en jongeren.
De Vlaamse Statistische autoriteit stelt driejaarlijks bevolkingsvooruitzichten op voor het Vlaams Gewest, je vindt ze hier terug tot op gemeenteniveau.
Het wachtregister is een gegevensbank van de federale overheid die gegevens bevat over vreemdelingen (en hun familieleden) die zich vluchteling verklaren of vragen om als vluchteling erkend te worden. Eind juli 2023 waren er in het Vlaamse Gewest 5.205 minderjarigen ingeschreven in het wachtregister. Dat zijn er 534 meer dan het jaar ervoor. Meer dan de helft van de kinderen is jonger dan 12 jaar. In 2024 stijgt het aantal nog verder. Er waren eind april 2024 5.352 minderjarigen in het wachtregister ingeschreven.
Op basis van officiële domiciliegegevens kunnen we cijfers afleiden over de gezinsvorm en het gezinstype waarin kinderen opgroeien. Hoewel de feitelijke gezins- of verblijfsituatie daarvan kan afwijken, levert dat wel relevante inzichten op.
In 2023 leven de meeste minderjarigen in een tweeoudergezin (82,1%). 15,1% woont in een eenoudergezin. In de voorgaande jaren lagen die cijfers op hetzelfde niveau, maar het aantal kinderen in een eenoudergezin neemt beperkt toe tegenover het aantal kinderen in een tweeoudergezin.
Er zijn duidelijke verschuivingen bij het gezinstype. Het aantal kinderen bij een gehuwd paar neemt jaar na jaar af (van 58% in 2020 naar 56% in 2023).
12,6% van de minderjarige kinderen woont bij een alleenstaande moeder, 2,5% woont bij een alleenstaande vader. Die cijfers liggen heel wat lager bij de jongste kinderen en hoger bij de oudere kinderen 6,7% van de kinderen onder de drie jaar woont in 2023 bij een alleenstaande moeder, 0,9% bij een alleenstaande vader. Bij de 12- tot 17-jarigen gaat het respectievelijk om 16,3% en 3,6%. Het percentage minderjarige kinderen dat bij een alleenstaande moeder of een alleenstaande vader woont, nam met 0,5 procentpunt toe sinds 2020.
De provinciale verschillen naar het gezinstype waarin kinderen opgroeien zijn klein.
Uit de gegevens over de samenstelling van een gezin op hetzelfde domicilieadres kan Statbel afleiden hoeveel kinderen (tot 25 jaar) met andere kinderen (tot 25 jaar) samenwonen. We beschouwen kinderen die op hetzelfde adres wonen als (stief)broers of (stief)zussen.
21% van de kinderen onder de 25 jaar vormt het enige kind (onder de 25 jaar) in het gezin. 45,3% heeft 1 broer of zus onder de 25 jaar, 21,7% van de kinderen leeft samen met 2 andere kinderen en 11,9% heeft 3 of meer broers of zussen onder de 25 jaar.
De jongste en oudste kinderen vertoeven het meest als enige kind in het gezin, wat ook gebruikelijk is. Bij de eerste groep zijn er wellicht nog broers of zussen op komst, de tweede groep heeft vaak broers of zussen die niet meer op hetzelfde adres wonen. Bij de kinderen tussen 3 en 12 jaar zijn er beduidend meer kinderen met 1 of 2 broers of zussen.
Veel kinderen en jongeren hebben een (stief)vader die ouder is dan de (stief)moeder. Dat verschil zien we in alle leeftijdsklassen. Bij de kinderen onder de 18 jaar heeft 53,3% in 2023 een moeder met een leeftijd onder de 40 jaar; 39,6% van die kinderen heeft een vader jonger dan 40 jaar.
65,7% van de kinderen jonger dan 3 jaar heeft een moeder tussen de 30 en 40 jaar, 66,4% heeft een vader in die leeftijdsklasse. Van de kinderen jonger dan 3 jaar heeft 19,1% een vader die ouder is dan 40 jaar (2,5% heeft zelfs een vader ouder dan 50 jaar), 7,2% van die kinderen heeft een moeder ouder dan 40 jaar. Bij kinderen in de leeftijdsklasse 12 tot en met 17 jaar heeft 15% een moeder die ouder is dan 50 jaar en 31,1% een vader ouder dan 50 jaar
In 2023 waren er in het Vlaamse Gewest meer dan 1 miljoen gezinnen met (inwonende) kinderen. Wanneer we de gezinnen opdelen naar leeftijd van het jongste kind, stellen we vast dat er in 713.567 gezinnen (67,2%) minstens 1 minderjarig kind aanwezig was en dat 47,7% van de gezinnen minstens 1 kind onder de 12 jaar telt.
De diversiteit van die gezinnen uit zich sterk in het aantal kinderen in het gezin. Om over de gezinsomvang uitspraken te kunnen doen, maakt het wel uit welke kinderen worden meegeteld. In de onderstaande visualisatie namen we daarom 2 figuren op. In de eerste figuur geven we de gezinsomvang van gezinnen met minstens 1 minderjarig kind (ongeacht de leeftijd van de andere inwonende kinderen), in de tweede figuur geven we de gezinsomvang van gezinnen met enkel minderjarige kinderen.
45,3% van de gezinnen waar alle kinderen minderjarig zijn, heeft 2 (minderjarige) kinderen. 17,2% van die gezinnen heeft minstens 3 (minderjarige) kinderen. Wanneer we de omvang van het gezin berekenen door alle – ook meerderjarige – kinderen mee te tellen, dan bedraagt het aandeel ‘grote’ gezinnen zelfs 23,1% in 2023.
In 2023 zijn meer dan 8 op 10 gezinnen met inwonende kinderen tot maximum 25 jaar tweeoudergezinnen. 19,7% van de gezinnen is een eenoudergezin. Het gaat vooral (15,6%) om alleenstaande moeders. Als we de cijfers meer in detail bekijken zien we dat het aandeel eenoudergezinnen toeneemt met de leeftijd van het jongste kind. 10,6% van de gezinnen met een kind onder de zes jaar vormt een eenoudergezin. Wanneer we de gezinnen bekijken met een jongste kind tussen 6 en 12 jaar gaat het om 17%. Bij gezinnen met een jongste kind tussen 12 en 18 jaar loopt het aandeel eenoudergezinnen op tot 22,3% en bij kinderen tussen 18 en 25 jaar tot 25,2%.
Ruim de helft van de eenoudergezinnen waar alle kinderen jonger dan 25 jaar zijn, heeft slechts 1 kind. 13,6% heeft minstens 3 kinderen.
Om na te gaan in welke mate gezinnen moeten omgaan met verschillende opvang-, opvoedings-en ontwikkelingsnoden van kinderen van uiteenlopende leeftijden stellen we hieronder het aantal gezinnen met minstens 2 kinderen voor, volgens de leeftijd van het jongste en van het oudste kind.
34,9% van de meerkindgezinnen met minstens 1 kind onder de 6 jaar heeft nog 1 of meerdere andere kinderen van die leeftijd in 2023. 45,8% heeft zowel kinderen onder de 6 jaar als kinderen op lagereschoolleeftijd. De helft van de meerkindgezinnen met het jongste kind op lagereschoolleeftijd heeft ook 1 of meer kinderen van 12 tot 18 jaar. Meer dan helft (54,4%) van de gezinnen met een jongste kind op middelbareschoolleeftijd heeft een oudste kind tussen 18 en 24 jaar. In meerkindgezinnen met enkel jongvolwassenen (18-24 jaar) heeft bijna twee op de drie nog 1 of meerdere broers of zussen in dezelfde leeftijdscategorie en heeft bijna een derde nog 1 of meerdere broers of zussen ouder dan 25 jaar.
Team Datamanagement bundelt wetenschappelijk onderzoek en datarapportering en -monitoring.