De ouder
Een vraag die je kan stellen is: ‘wie is een ouder?’. Er zijn verschillende manieren waarop iemand een ouder wordt: door de geboorte van een kind, door de (langdurige) zorg op te nemen voor een pleegkind, via adoptie, door mee te zorgen voor kinderen in een nieuw-samengesteld gezin, als ouder van een overleden kind, … Daar duikt meteen een grote diversiteit op aan wat we onder ‘ouderschap’ verstaan. Extra complex wordt het omdat verschillende vormen van ouderschap niet per sé samenvallen, bv. biologisch, genetisch, juridisch en sociaal ouderschap.
Dit vraagt een bewust afwegen van hoe we erkenning kunnen geven aan en samenwerken met een diversiteit aan ouders in concrete situaties.
Ouder zijn, ouderschap, houdt altijd een relatie in die specifiek is.
- De relatie tussen een ouder en een kind is niet zomaar vervangbaar door andere relaties.
- Er is bovendien sprake van een niet in tijd afgegrensde relatie (de relatie is niet tijdelijk, ze blijft ook bestaan als het kind volwassen is of als ouders en kinderen geen contact (meer) met elkaar hebben).
- De relatie is gekenmerkt door zorg en hulp bij de ontwikkeling en het opgroeien van kinderen en daarmee samenhangende verantwoordelijkheid van de ouder tot het moment waarop het kind zijn plaats kan innemen als volwassene in de samenleving.
Identiteit
Ouderschap gaat over ‘het deel van je identiteit dat aangeeft dat je kinderen hebt’ (Gravesteijn, 2015). Het valt voor een deel samen met wie iemand is. Het feit dat ouderschap gelinkt wordt aan identiteit hangt samen met het gegeven dat het iemands leven verandert, de persoon zelf en de relaties met anderen. De ouder deelt deze identiteit met andere ouders.
Levensgebeurtenis
Het ouderschap (of ouder worden) is een levensgebeurtenis. Het impliceert een structurele overgang of omschakeling. Je kan als ouder de klok niet terugdraaien. Je bent en blijft een ouder.
Het groeien naar ouderschap neemt al een start voor een kind er is, in het denken over en toeleven naar het kind. Voor een grote groep ouders gaat het om een overweldigende ervaring. Weilli (2013) spreekt over opschudding, zowel in existentiële, emotionele en praktische zin en wijst daarmee op de overgang naar ouderschap vooral als een complexe ervaring. Heel wat ouders geven aan dat het ouderschap een verandering is die ze niet hadden voorzien en die niet helemaal te bevatten valt vooraf. Het ‘ouderschap’ zet de wereld (even) op zijn kop.
Dat komt omdat het ouderschap iemands positie verandert in zijn relatie tot anderen en daardoor ook de persoon zelf. Ouders kunnen in het ouderschap niet anders dan zich opnieuw verhouden tot anderen: tot hun partner (het is anders om partners te zijn dan om samen ‘ouder’ te zijn), tot hun ouders (ze delen het gegeven van ouderschap), tot hun gemeenschap, tot hun cultuur en tradities, tot andere ouders in hun leefomgeving, tot maatschappelijke instellingen. Het ouderschap beïnvloedt ook de manier waarop iemand kijkt naar zijn verleden, heden en toekomst en plaats in de wereld. Het laat nadenken wie ouders als ouder willen zijn voor hun kind, welke waarden ze willen voorleven, wat ze belangrijk vinden.
Het ouderschap als transitie brengt op deze manier kwetsbaarheid én kracht in beeld om te groeien als mens (Weilli, 2013). Het gaat namelijk om een nieuw zoeken enerzijds en nieuwe kansen om te ontwikkelen als mens anderzijds. Ouderschap is geen statisch begrip. Ouderschap groeit en is een ontwikkelingsproces dat steeds verder gaat in afstemming met het opgroeien van het kind en de veranderende context waarbinnen de ouder zich beweegt.
Dit avontuur aangaan is voor iedere ouder, op welke manier dan ook, een boeiende en tegelijk kwetsbare gebeurtenis. Op de website van Kind en Gezin vind je heel wat informatie die je kan gebruiken met en voor ouders over dit thema.
Rollen
Ouders zijn niet enkel ouders.
‘Ouder zijn’ is een deel van meervoudige identiteit en kan naargelang de context meer of minder op de voorgrond staan. Naast het ouderschap hebben ouders tal van andere identiteiten en rollen die ze opnemen en zijn ze dus niet alleen aanspreekbaar op hun ouderschap. Op dit punt maken mensen bovendien keuzes die gaan over de combinatie van rollen: tussen ouderschap en werk, partnerrelatie en tijd voor zichzelf, familie en vrienden. Een uitdaging is om een evenwicht te vinden dat voor de persoon zelf goed voelt én recht doet aan het kind. Dit is niet gemakkelijk in een maatschappelijke context waarin perfectie als de norm wordt aangevoeld en minder zijn dan perfect leidt tot schuldgevoelens (Van der Pas, 2008.). Als samenleving kunnen we erop inzetten om ouders te ondersteunen in deze evenwichten en de regie over eigen keuzes te verwerven bv. bij de organisatie van werktijd en gezinstijd.
Verantwoordelijkheid van de ouder voor het kind
Een kind heeft een ouder nodig om te kunnen (over)leven en ontwikkelen. Het doet een continu appèl op de zorg van ouders om te kunnen opgroeien.
De verantwoordelijkheid van een ouder is wettelijk omschreven. Juridisch ligt de grens voor volwassenheid op 18 jaar. Vanaf die leeftijd kunnen ouders geen belangrijke beslissingen meer nemen voor hun kinderen. Ouders blijven in principe wel instaan voor hun kinderen tot ze hun opleiding voltooid hebben.
De juridische grens voor volwassenheid komt niet altijd overeen met maatschappelijke volwassenheid. Het engagement en de zorg die ouders opnemen voor hun kind gaat in het leven vaak verder dan de wettelijk omschreven verantwoordelijkheid.
De ouder is altijd de eerste opvoedingsverantwoordelijke. . De ouder is daar door de samenleving formeel op aanspreekbaar. Omgekeerd is de samenleving het ook verplicht om de ouder de nodige ondersteuning te bieden om zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn kind op te nemen. Dit vormt het uitgangspunt van het Kinderrechtenverdrag. Pas wanneer ouders er niet in slagen om deze verantwoordelijkheid op te nemen en belangen van het kind geschaad worden, komt het de overheid toe in de plaats van ouders op te treden. Ook dan is het nodig om te zoeken naar manieren om ouders in hun ouderschap te blijven erkennen.