Het opvoedingsproces is erop gericht kinderen en jongeren te laten groeien, gericht op emancipatie, zelfstandigheid, persoonsvorming en vrijheid én het opnemen van verantwoordelijkheid die daar mee gepaard gaat (Decoene, 2018, Biesta, 2015). Kinderen en jongeren leren zich bewegen in de samenleving en daarbij persoonlijke keuzes maken, hun leven leiden binnen die samenleving met een besef van vrijheid en levenskwaliteit (Decoene, 2019, Van Steenkiste, 2015)
Ontwikkeling binnen gehechtheidsrelaties
De persoonlijke ontwikkeling waarbij de identiteit van kinderen en jongeren vorm krijgt, vindt plaats binnen (gehechtheids-)relaties die kinderen en jongeren aangaan (Decoene, 2018).
Binnen deze relaties leren mensen voortdurend van elkaar, door het voorbeeld van anderen te zien en in dialoog met anderen te gaan.
Het leren over zichzelf, via en met anderen, start in de relatie met de ouders. Van bij de geboorte tonen kinderen gehechtheidsgedrag. Op basis van hun ervaringen in deze relaties op vlak van veiligheid, voorspelbaarheid en ondersteuning, richten kinderen en jongeren zich tot de wereld en bouwen ze een beeld op van zichzelf (Powell et al., 2016). De relatie met de ouder(s) blijft in alle levensfasen een belangrijke rol spelen, ook al wordt de wereld voor kinderen en jongeren veel ruimer. Doorheen de jaren gaan kinderen en jongeren met meerdere personen uit hun omgeving gehechtheidsrelaties aan. Deze relaties gaan kinderen en jongeren aan in en zijn verweven met hechtingscontexten (gezin, school, buurt, dorp).
Dit heeft impact op het nadenken over verbinding en breuken van kinderen en jongeren met gehechtheidsfiguren en breuken met hun vertrouwde omgeving, hun inbedding in de voor hen belangrijke contexten (familie, vrienden, school, vrije tijd, ...). Ook al kan er sprake zijn van spanningen tussen gehechtheidsfiguren.
Ontwikkeling en variatie
Variatie
Uiteenlopende factoren spelen een rol in de persoonlijke ontwikkeling van kinderen en jongeren. Het gaat om een samenspel van biologische, sociale, psychische en omgevingsfactoren en levensgebeurtenissen die zich voordoen en elkaar onderling en wederzijds beïnvloeden.
Dat alles impliceert dat er grote verschillen bestaan in de ontwikkelingscondities voor kinderen.
Kinderen volgen een eigen tempo en ontwikkelingsgebieden evolueren niet per definitie harmonisch.
Ontwikkeling en groei verlopen bijgevolg voor elk kind anders en uniek. Variatie in ontwikkeling is een gegeven. Ontwikkelingsuitkomsten zijn niet helemaal voorspelbaar en programmeerbaar. Hét kind bestaat dus niet. Dit kan bij ouders en professionelen onrust en onzekerheid met zich meebrengen. Wanneer is het nodig om zich zorgen te maken? Komt het vanzelf goed of moet er iets gebeuren?
Deze vragen zijn belangrijk. Het niet bereiken van een aantal ontwikkelingsdoelen heeft een impact op de verdere ontwikkeling.
Eerste levensjaren meest cruciaal
Er is wetenschappelijke consensus dat de periode van de zwangerschap en de eerste levensjaren erg cruciaal zijn voor de latere ontwikkeling van kinderen. De ontwikkeling van jonge kinderen verloopt enorm snel, op verschillende ontwikkelingsdomeinen die elkaar wederzijds beïnvloeden (zintuigen, hersenen, lichamelijke groei, …). Er zijn periodes waarbij kinderen gemakkelijker bepaalde zaken kunnen verwerven die nieuwe stappen in de ontwikkeling mogelijk maken.
Dat houdt in dat de vroege levensperiode grote risico’s in zich draagt voor kinderen. Daar staat tegenover dat - precies omwille van de snelle groei, mogelijkheden en plasticiteit - ook herstel en bijsturing mogelijk is. In de ondersteuning van gezinnen is het belangrijk om samen met ouders te kijken naar de behoeften van jonge kinderen en deze in gesprek te brengen.
Ontwikkelingstrajecten
Kinderen realiseren ontwikkelingsdoelen, maken ontwikkelingsfasen of mijlpalen door die bouwstenen leveren voor de verdere persoonlijke en sociale ontwikkeling. Er zijn met andere woorden mijlpalen die algemeen terugkeren in ontwikkelingstrajecten van kinderen en jongeren, ook al zijn er sterke individuele verschillen mogelijk in hoe en wanneer kinderen en jongeren deze bereiken.
Ontwikkelingstrajecten bieden een kader om te werken met kinderen en jongeren. Doorheen de ontwikkeling is er sprake van een cumulatief directioneel effect (Decoene, 2018). Dit betekent dat vroegere ervaringen de ontwikkelingsruimte op volgende leeftijden mee bepaalt en kan verengen, ook al worden moeilijkheden gecompenseerd.
In het werken met kinderen en jongeren wordt veerkracht vaak aangehaald om te verwijzen naar mogelijk herstel of omgaan met (zeer) moeilijke levenssituaties. De veerkracht van kinderen en jongeren wordt op haar beurt mee bepaald door het voldoende sterk realiseren van eerdere ontwikkelingsfasen (Decoene, 2018). Kinderen vertonen veerkracht, maar deze is niet onuitputtelijk.
Behoeften van kinderen en goed ouderschap
Het omgaan met kinderen is niet geheel vrijblijvend, situaties kunnen schadelijk zijn voor kinderen. De vraag is dus wat nodig is om tegemoet te komen aan de behoeften van kinderen voor hun persoonlijke en sociale groei en ontwikkeling.
Kinderen hebben specifieke noden, behoeftes en verlangens tijdens het opgroeien. Ook al bestaat er geen allesomvattende lijst, toch zijn er een aantal kapstokken voorhanden.
- Lichamelijke behoeften zoals voeding, slaap, verzorging en bescherming en het realiseren van gehechtheidsrelaties.
- Psychologische behoeften zoals verbondenheid, een gevoel van competentie en autonomie (Van Steenkiste, 2015)
- Fysieke en emotionele veiligheid zijn een basisbehoefte,
- Existentiële zingeving.
Ontwikkelingstrajecten in een opvoedingscontext zijn door zoveel factoren beïnvloed dat er altijd beperkingen en moeilijkheden zijn. Mensen (ook kinderen) kunnen in moeilijke omstandigheden ontwikkelen en groeien en met tegenslagen omgaan.
Spreken over ‘goed’ ouderschap kan dan betekenen dat binnen al deze omstandigheden op een adequate manier aan de behoeftes van een kind wordt tegemoet gekomen. Bij meer en ernstigere risicofactoren zal altijd moeten gezocht worden wat deze betekenen voor de draagkracht en veerkracht van kinderen en moet nagedacht worden welke zorg en aandacht hierbij kan helpen.
Onveiligheid en ingrijpen
We kunnen niet alle keuzes van ouders accepteren over hoe ze met kinderen omgaan.
Fysieke en emotionele veiligheid in gehechtheidsrelaties, evenals het tegemoet komen aan basisbehoeften zijn cruciaal voor een evenwichtige ontwikkeling van kinderen. Hier raken we de vraag tot waar we als maatschappij de autonomie van ouders respecteren en ondersteunen, dan wel wanneer de overheid kan tussenkomen en dus een deel van de verantwoordelijkheid van ouders over het opvoeden van de kinderen gaat overnemen.
Kinderen bij ouders laten opgroeien met de nodige steun
Het regelgevend kader helpt ons om de positie van de overheid te verduidelijken. Het IKV (Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind) stelt dat ouders de eerste verantwoordelijken zijn voor de opvoeding van hun kind en dat het aan de overheid is om voorwaarden te scheppen om die taak te vervullen. Ook in ‘Richtlijnen voor alternatieve zorg bij kinderen’ (VN, 2010) bouwt men daarop verder. Financiële en materiële armoede of omstandigheden die daaraan te wijten zijn mogen nooit een motivering zijn om een kind bij zijn ouders weg te halen (Van den Bruel en Stroobants, 2016).
De meest voor de hand liggende benadering is een gezinsgerichte, vraaggerichte, empowerende, integrale en geïntegreerde ondersteuning van gezinnen in hun thuissituatie en ingebed in en sterk ondersteund door hun omgevingsnetwerk, die hen kan sterken in hun krachten (Van den Bruel en Stroobants, 2016). De gedachte moet niet zijn om zo weinig mogelijk hulp in te zetten, maar de gepaste hulp op diverse levensdomeinen zodat ouders keuzemogelijkheden hebben, perspectieven zien en de ‘vrijheid’ ervaren om het ouderschap vorm te geven zoals zij dat waardevol achten en daarbij een context kunnen creëren die de ontplooiing van hun kind(eren) stimuleert.
Belang van het kind
Het recht van ouders en kinderen om samen te leven geldt tot het punt waarop ouders niet meer handelen in het belang van het kind. Het belang van het kind is een begrip dat op veel manieren kan ingevuld worden. We verstaan eronder dat kinderen leven in (fysieke en/of emotionele) onveiligheid, dat hun integriteit (lichamelijk en psychisch) niet wordt gerespecteerd en dat ouders, zelfs met voldoende ondersteuning, niet in staat zijn gepaste zorg te bieden aan hun kind.
In die situaties stellen we de belangen van kinderen voorop. We kunnen beroep doen op gemandateerde voorzieningen om situaties te onderzoeken in het licht van maatschappelijke noodzaak. Dat betekent dat er wordt nagegaan of voor het gezin aanklampende hulp ingezet wordt, ook al lijken ouders daar niet toe bereid. Het doel is altijd en in de eerste plaats de veiligheid van het kind waarborgen en herstellen, zowel op korte termijn als op lange termijn. De wil van ouders om mee te werken is belangrijk maar niet allesbepalend.
In een aantal situaties leidt ingrijpen tot de beslissing dat een kind (tijdelijk) niet meer bij zijn ouders woont. Het doel daarvan is altijd om de veiligheid te herstellen zodat ontwikkeling weer mogelijk wordt. We streven ernaar om te komen tot een gedeelde beslissing met de ouder en waar mogelijk met het kind.
Bij het nemen van beslissingen zijn een aantal overwegingen van groot belang:
- de snelheid van beslissen zeker bij jonge kinderen
- de wetenschap dat breuken tussen ouders en kinderen en een vertrouwde leefomgeving in een aantal situaties nieuwe kwetsbaarheid veroorzaken
- de vraag of het ingrijpen daadwerkelijk een beter alternatief biedt voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind.
Ouders en kinderen hebben recht op correcte informatie over genomen beslissingen en wat deze op korte en lange termijn inhouden. Het tussenkomen door de overheid is immers een ingrijpend inbreken in het ouderschap en de band tussen ouders en kinderen.