Worden jongeren enkel via de jeugdrechter naar het beveiligend aanbod toegeleid? Blijven de criteria om geplaatst te kunnen worden binnen beveiligende opvang dezelfde of worden er andere criteria vastgelegd?
De functie "beveiligend verblijf" is niet-rechtstreeks toegankelijk. Volgens het decreet zal een jongere ook zonder beslissing van de jeugdrechter van het aanbod beveiligende opvang gebruik kunnen maken. Er loopt ook een visievormingstraject samen met de initiatiefnemers dat duidelijkheid zal brengen over de instroomcriteria.
Wie volgt de voorwaarden op die het Openbaar Ministerie oplegt?
De voorwaarden van het Openbaar Ministerie (OM) zijn limitatief. Het OM stelt deze voor aan de minderjarige en de ouder(s) of opvoedingsverantwoordelijke. Er is sprake van maximale instemming en vrijwilligheid van de minderjarige. Het werken met voorwaarden biedt de kans voor de minderjarige om zich te engageren om zo een doorstroom dieper in het gerechtelijk systeem te vermijden
De minderjarige en zijn/haar context zijn zelf verantwoordelijk om te bewijzen dat ze de voorwaarden naleven. Dit gebeurt in samenspraak met de diensten die instaan voor de uitvoering van de voorwaarden. De filosofie hierachter: de instemming en het constructief opnemen van de verantwoordelijkheid door de minderjarige en zijn context (zie artikel 2van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 tot inrichting van de gemeenschapsinstellingen en tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht).
Concreet betekent dit dat volgende diensten mee instaan voor de opvolging van de voorwaarden:
- het volgen van een schoolse of professionele vorming of opleiding: school of vormingsinstelling;
- het volgen van een leerproject (maximaal dertig uur): dienst herstelgerichte en constructieve afhandeling (HCA);
- de richtlijnen volgen van een ambulant centrum voor geestelijke gezondheidszorg, voor seksuele opvoeding of een centrum voor de behandeling van alcohol- of drugsverslaving (maximaal dertig uur): het ambulante centrum, bijv. Centrum Geestelijke Gezondheidszorg, een Centrum Algemeen Welzijnswerk, een ambulante dienst binnen de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg,…
- het aanmelden bij een door de gemeenschap georganiseerde dienst van hulpverlening: de erkende dienst die de hulpverlening uitvoert.
Na het uitvoeren van de voorwaarden, wordt een verslag gemaakt waarin minimaal de identificatie, de aanwezigheid en de voortgang van de jongere wordt besproken. Dit verslag wordt toegevoegd aan het dossier en geldt als ‘attest’ dat de voorwaarden gevolgd werden. De Procureur des Konings bepaalt aan de hand van dit verslag of de jongere de vastgelegde voorwaarden heeft nageleefd. Op basis daarvan maakt hij een proces-verbaal op en vervalt de strafvordering.
Opm. Voor het toezicht op het naleven van een plaats- en contactverbod (art. 11, § 1, 1° en 2°) wordt nog steeds de politie ingeschakeld.
Welke wetgeving is van toepassing op lopende maatregelen en wat bij overgang naar fase ten gronde?
De decreetgever heeft ervoor gekozen om voor feiten gepleegd vóór 1 september 2019, waarbij voorlopige maatregelen lopen, het oude systeem te behouden. Dit betekent dat:
- Zowel het maatregelpakket als de mogelijkheid tot herziening blijven gelden zoals ze van toepassing waren op het moment dat de maatregel werd opgelegd.
- Zolang de voorbereidende fase loopt, kan een lopende maatregel:
- Bevestigd worden
- Ingetrokken worden
- Vervangen worden door een maatregel uit de Jeugdbeschermingswet
Dezelfde regeling geldt voor maatregelen ten gronde. Dit betekent dat:
- Indien een maatregel ten gronde werd opgelegd vóór 1 september 2019 en doorloopt na deze datum, blijft de herziening verlopen volgens het vroegere artikel 60 van de Jeugdbeschermingswet.
- Een lopende maatregel ten gronde kan:
- Bevestigd worden
- Ingetrokken worden
- Vervangen worden door een maatregel uit de Jeugdbeschermingswet, met toepassing van de regels uit die wet.
Deze overgangsregeling is voorzien om de overgang van het oude naar het nieuwe systeem binnen een redelijke termijn te laten verlopen.
De invulling van het overgangsrecht werd gemaakt om de transitie van ‘oud’ naar ‘nieuw’ binnen een redelijke termijn te realiseren.
Omdat sommige bepalingen in het nieuwe decreet als strenger kunnen worden geïnterpreteerd (bijvoorbeeld een hoger aantal uren voor een leerproject of gemeenschapsdienst), moet rekening worden gehouden met het verbod op retroactieve toepassing van strengere straffen. Dit betekent dat de jongere niet met terugwerkende kracht een zwaardere sanctie kan krijgen dan wat onder het oude systeem van toepassing was.
Welke ambulante en residentiële maatregelen kan de jeugdrechter opleggen bij seksuele delicten en verslavingsproblematieken? En welke zijn de mogelijkheden op het niveau van het Openbaar Ministerie?
Het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht biedt verschillende reactiemogelijkheden voor minderjarige verdachten en delictplegers met betrekking tot seksuele opvoeding en verslavingsproblematieken zoals alcohol- en druggebruik.
- Het Openbaar Ministerie (de Procureur des Konings) handelt dit af in de vorm van ‘voorwaarden’, met het engagement en uitdrukkelijke instemming van de minderjarige:
- Niet-residentiële/ambulante maatregelen: de minderjarige moet de richtlijnen volgen van een centrum voor geestelijke gezondheidszorg, een centrum voor seksuele opvoeding of een centrum voor de behandeling van alcohol- of drugsverslaving (maximaal dertig uur). Er kan wel vrijwillig een opname gebeuren als onderdeel van een behandeling of programma (bijvoorbeeld bij verslaving).
- Een leerproject, aangeboden door een dienst herstelgerichte en constructieve afhandeling (HCA): een traject met verdachten of daders van seksuele delicten of drugsgerelateerde feiten. Deze trajecten moeten zorgen voor een nieuw inzicht bij de minderjarige en zijn niet echt een behandeling.
- Het aanmelden bij een door de gemeenschap georganiseerde dienst van hulpverlening: bij problematiek van seksuele opvoeding, drugs- of alcoholverslaving. Dit kan een ambulante- of groepsbegeleiding zijn rond weerbaarheid of het preventief omgaan met verslavings- of andere hulpvragen.
- Tijdens en voor de voorbereidende rechtspleging, kan de jeugdrechter een ambulante maatregel of voorwaarde opleggen:
- Een behandeling: bij een psychologische of psychiatrische dienst, een dienst voor seksuele opvoeding, een dienst voor alcohol-of drugsverslaving of een contextbegeleiding voor breedsporige ondersteuning van de minderjarige en zijn context, waarbij wordt gewerkt met onderbouwde methodieken werken in op het gedrag van de minderjarige en herhaling moeten voorkomen.
- Een leerproject: een traject met verdachten of daders van seksuele delicten of drugsgerelateerde feiten. Deze trajecten moeten zorgen voor een nieuw inzicht bij de minderjarige en zijn niet echt een behandeling.
- “Het aanmelden bij een door de gemeenschap georganiseerde dienst van hulpverlening”: gelet op het feit dat op de voorwaarden die op niveau van de jeugdrechter kunnen worden opgelegd niet limitatief zijn, is geen enkel hulpverlenend aanbod, georganiseerd door de gemeenschap, uitgesloten.
- Tijdens de voorbereidende rechtspleging kan de jeugdrechter een jongere tenslotte ook plaatsen in een gemeenschapsinstelling wanneer er nood is aan geslotenheid in antwoord op een delict.
- De jeugdrechtbank beschikt over dezelfde mogelijkheden tijdens de rechtspleging ten gronde als de jeugdrechter onder de vorm van een ‘ambulante sanctie’ of als ‘voorwaarde’.
Wat is het verschil tussen een leerproject een een positief project?
In een leerproject volgen jongeren een vormingsprogramma afgestemd op de doelgroep, individueel of in groep (vb. leerproject op maat, drugs, seksueel grensoverschrijdend gedrag …).
Er wordt gewerkt rond het bewust worden van de eigen keuzes, waardoor de jongere leert om meer verantwoordelijkheid voor eigen daden op te nemen. In elk leerproject wordt er ruimte gemaakt voor de jongere om stil te staan bij zichzelf, de eigen omgeving en het eigen handelen.
Het volgen van een leerproject kan onderdeel uitmaken van een positief project.
Wat is een Hergo?
Een herstelgericht groepsoverleg (Hergo) is een overleg op niveau van de jeugdrechter of jeugdrechtbank tussen de minderjarige verdachte of delictpleger, het slachtoffer, hun sociale omgeving en alle dienstige personen.
Tijdens dit overleg gaan de jongere, zijn ouders en steunfiguren op zoek naar een constructieve oplossing voor de gevolgen van het jeugddelict (zowel materieel als relationeel). Het slachtoffer, de consulent van de sociale dienst jeugdrechtbank, de advocaat en de politie worden hierbij betrokken. Een onpartijdige bemiddelaar modereert het groepsoverleg en zorgt dat de vier principes worden gerespecteerd: vrijwilligheid , meerzijdige partijdigheid, vertrouwelijkheid en transparantie.
Wat is de verhouding tussen bemiddeling en positief project? Kunnen beide samen voorgesteld worden?
Het decreet geeft de voorkeur aan herstelrechtelijk aanbod zowel in de fase van de voorbereidende rechtspleging als in de fase ten gronde. Indien er geen aanbod wordt gedaan, moet dit gemotiveerd worden. Ook op niveau het Openbaar Ministerie is er een verplicht bemiddelingsaanbod als aan de voorwaarden is voldaan: het slachtoffer is gekend en de minderjarige ontkent de feiten niet.
Het decreet sluit niet uit dat een herstelrechtelijk aanbod samen met een maatregel of sanctie wordt gebruikt. Ook kan het deelnemen aan herstelrechtelijk aanbod een onderdeel uitmaken van een positief project.
Wat is de invulling van een positief project?
Een positief project is een initiatief dat vertrekt vanuit de jongere zelf. Het parket, de jeugdrechter of de jeugdrechtbank kan een minderjarige echter ook voorstellen om een positief project uit te werken.
Dit project is een nieuwe herstelgerichte reactie op een jeugddelict of grensoverschrijdend gedrag. Het heeft als doel de gevolgen van het gedrag en/of de veroorzaakte schade te herstellen en draagt bij aan de re-integratie van de jongere. De jongere krijgt zoveel mogelijk de regie over de invulling van het project.
Een positief project kan onder meer bestaan uit:
- Deelname aan een herstelgericht aanbod
- Het uitvoeren van een prestatie
- Deelname aan een programma of leerproject
- Het volgen van een opleiding
- Het uitvoeren van een georganiseerde activiteit
- Het uitvoeren van een taak
- Een gemeenschapsdienst
- Het schrijven van een brief aan het slachtoffer
De begeleiding van de jongere binnen een positief project is een nieuwe opdracht voor de diensten herstelgerichte en constructieve afhandeling (HCA). Deze begeleiding wordt opgenomen binnen hun reguliere financiering en omvat:
- Actieve en laagdrempelige informatieverstrekking aan de jongere en zijn context over het aanbod
- Procesbegeleiding bij de totstandkoming van het positief project
- Opvolging tijdens de uitvoeringsfase om de voortgang te bewaken
- Zorg voor expliciete en onvoorwaardelijke instemming van alle betrokkenen
- Rapportering, inclusief de inzet en vooruitgang van de jongere
Wat betreft de nog op de richten private initiatieven met beveiligde opvang voor de VOS-situaties: worden jongeren met een beperking in aangepaste voorzieningen opgevangen?
De oproep is breed, intersectoraal verspreid en staat uitdrukkelijk ook open voor initiatieven uit andere sectoren. Het Vlaams agentschap voor Personen met een Handicap is ook betrokken omdat er handicapspecifieke expertise nodig is voor sommige jongeren. We verwijzen ook naar de inkanteling (vanaf 2020) van de gedrags- en emotionele stoornissen plus (GES+) en observatie en behandelcentra (OBC) capaciteit in het agentschap Opgroeien.
De doelgroepomschrijving van de beveiligende opvang benoemt ook duidelijk jongeren met een verstandelijke beperking. Dit betekent niet dat elke setting elke problematiek aan moet kunnen, wel dat er overheen de verschillende settings verschillende specialismen moeten zijn, en dat hierover tussen de settings afgestemd moet worden.
Wat betekent het aanmelden bij een door de gemeenschap georganiseerde dienst van hulpverlening?
Binnen het decreet betreffende jeugddelinquentie worden voorwaarden gekoppeld aan de reactie op een jeugddelict. De focus ligt niet alleen op het gepleegde jeugddelict, maar houdt ook rekening met de persoonlijkheid en leefomgeving van de minderjarige verdachte of delictpleger.
De voorwaarden en de maatregel of sanctie bij niet-naleving van de voorwaarden worden tegelijk bepaald. Dit biedt duidelijkheid voor alle betrokkenen en geeft de jongere de kans om zich alsnog te engageren tot een hulpverleningstraject.
Op het niveau van het Openbaar Ministerie gebeurt dit steeds via een onderhandeld en vrijwillig aanbod. De jongere kiest er dus zelf voor om in te stappen in een hulpverleningstraject, binnen de vastgelegde voorwaarden.
Enkele voorbeelden:
- een zinvolle dagbesteding;
- positieve heroriëntering;
- deelname aan een programma rond weerbaarheid.
Dit aanbod kan als ‘rechtstreeks toegankelijk jeugdhulpaanbod’ omschreven worden, maar we moeten het aanmelden bij een door de gemeenschap georganiseerde dienst voor hulpverlening niet limitatief beschouwen.
Wat betekent 'de homologatie van het bemiddelingsakkoord'?
Een niet-gehomologeerd bemiddelingsakkoord is een overeenkomst tussen twee partijen die niet juridisch afdwingbaar is. Wanneer een van de partijen zijn engagement niet nakomt, kan de uitvoering van de overeenkomst niet afgedwongen worden. Om dit wel mogelijk te maken, is een bijkomende stap nodig: de homologatie van het bemiddelingsakkoord door de rechter. Dit is niet standaard, maar kan op verzoek van de partijen. De rechter kijkt dan na of het akkoord rechtsgeldig tot stand is gekomen en verleent hier uitvoerbare kracht aan. Dit betekent dat de overeenkomst via een gerechtsdeurwaarder gerechtelijk uitgevoerd kan worden.
Vroeger moest het slachtoffer zich voor homologatie wenden tot de burgerlijke rechtbank, met bijkomende (advocaats- en gerechts)kosten tot gevolg. Nu kan dit eenvoudig en gratis door een verzoek tot homologatie in te dienen bij de parketmagistraat. Die legt dit voor aan de jeugdrechter.
Ook al wordt er een verzoek tot homologatie ingediend, het bemiddelingsproces is nog steeds vrijwillig. Zowel de jongere als de ouders beslissen zelf of ze een akkoord afsluiten. De advocaat van de jongere waakt erover dat de jongere voldoende inzicht heeft in de gevolgen van het akkoord en een geïnformeerde keuze maakt.Vanaf het moment dat het akkoord is afgesloten, verbinden de partijen zich ertoe het na te leven. Indien nodig, kan de naleving ervan gerechtelijk worden afgedwongen.
Wat als er een VOS-traject lopende is waarbij de jongere geplaatst is in een residentiële voorziening, maar op basis van het jeugddelict wordt toevertrouwd aan de gemeenschapsinstelling?
Aan elk VOS-traject waarbij een minderjarige verblijft in een residentiële voorziening is automatisch een contextbegeleiding gekoppeld. Deze begeleiding kan verder lopen en op maat ingezet worden wanneer de minderjarige wordt toevertrouwd aan de gemeenschapsinstelling.
Voor een langdurige gesloten begeleiding in GI (2,5,7) is een voorafgaand maatschappelijk en medisch-psychologisch onderzoek door een multidisciplinair team nodig. Wie maakt dit verslag op en wat in de inhoud?
De langdurige gesloten begeleiding is een alternatief voor de uithandengeving. De voorwaarden zijn dus naar analogie van de uithandengeving.
Ook bij een terbeschikkingstelling kan de jeugdrechtbank deze maatregel enkel opleggen nadat een maatschappelijk en medisch-psychologisch onderzoek is uitgevoerd door een multidisciplinair team. De regels voor de opmaak en inhoud van het medisch-psychologisch verslag worden vastgelegd in een uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering.
De concrete uitvoering van deze bepalingen zal in een latere fase worden geregeld via een besluit van de Vlaamse Regering.
Voor de uitstroom van VOS-jongeren uit de gemeenschapsinstellingen worden veel modules contextbegeleiding kortdurend intensief ingezet. Wat gebeurt er met de capaciteit en de modules als er geen VOS-jongeren meer in de gemeenschapsinstellingen verblijven?
Voor jongeren die verblijven in een gemeenschapsinstelling en waarbij zowel sprake is van een jeugddelict als een verontrustende situatie (VOS), kan er indien gedwongen hulpverlening noodzakelijk wordt geacht voor de verontrustende situatie, een beroep worden gedaan op de derde vorderingsgrond. In geval van maatschappelijke noodzaak kan een aanmelding bij een gemandateerde voorziening worden overwogen.
Deze benadering biedt flexibele mogelijkheden om gedeelde trajecten op te zetten tussen gemeenschapsinstellingen en private partners, de aanwezige VOS verder kan begeleid worden.
Vanaf wanneer kunnen VOS-jongeren niet meer geplaatst worden in een gemeenschapsinstelling?
Het decreet voorziet in artikel 89 uitdrukkelijk een gefaseerde aanpak. De Vlaamse Regering bepaalt ook de nodige randvoorwaarden om de artikelen betreffende de gesloten oriëntatie en begeleiding in werking te stellen. De uiterste datum is vastgelegd op 1 september 2022. Tot die datum zal een gefaseerde transitie gebeuren waarbij de VOS-capaciteit in de gemeenschapsinstellingen geleidelijk afgebouwd en in de private voorzieningen geleidelijk opgebouwd wordt. Zo blijft de netto-capaciteit voor VOS-jongeren ook tijdens de transitie gelijk.
Na de transitie blijft een plaatsing in de gemeenschapsinstellingen voor VOS-jongeren voor een time-out op basis van het decreet integrale jeugdhulp natuurlijk nog mogelijk.
Krijgt een jongere die binnen het positief project kiest voor een begeleiding prioriteit, gezien de beperking van de duur van de voorbereidende rechtspleging en het probleem van de wachtlijsten binnen de tweedelijnshulpverlening?
Neen. Deze jongere krijgt geen prioriteit en zal de gangbare aanmeldingsafspraken bij de erkende dienst moeten doorlopen. We verwijzen ook naar de nieuwe mogelijkheden van de eerstelijnspsychologische functie binnen 1 Gezin 1 Plan.
Kan een positief project van maximaal 60 uur worden voorgesteld aan een minderjarige die in een gesloten oriëntatie verbleef en waarvoor wordt geadviseerd dat gesloten begeleiding niet nodig is?
Artikel 26 § 4, lid 3 uit het decreet jeugddelinquentierecht voorziet momenteel niet dat na een negatief advies tot gesloten begeleiding nog een positief project kan worden opgelegd.
De afweging om de jongere een positief project te laten uitwerken gaat vooraf aan een plaatsing in de gemeenschapsinstelling. Voorwaarden of een ambulante maatregel zijn wel mogelijk na een negatief advies tot gesloten begeleiding. Een leerproject, een gemeenschapsdienst … kunnen dus wel onder de vorm van voorwaarden worden opgelegd, want op niveau van jeugdrechter of jeugdrechtbank zijn deze voorwaarden niet limitatief.
Kan een jongere die een jeugddelict gepleegd heeft nog in het regulier residentieel private aanbod binnen de jeugdhulp?
Het huidige reguliere residentiële private aanbod richt zich voor het overgrote deel tot kinderen en jongeren in een ernstige verontrustende situatie (VOS). Binnen de publieke instellingen scheiden we VOS-jongeren en jeugddelinquentie. Dit geldt ook voor het huidige reguliere residentiële aanbod. Dit aanbod is enkel toegankelijk op basis van een VOS-vordering als het gerechtelijke jeugdhulpverlening betreft.
Kan de module delictgerichte contextbegeleiding worden ingezet bij de uitstroom uit beveiligend verblijf?
Een delictgerichte contextbegeleiding kan enkel ingezet worden als reactie op een delict. Dit gebeurt onder de vorm van een ambulante maatregel of sanctie, op zichzelf staand of in combinatie met een gesloten begeleiding in een gemeenschapsinstelling.
Beveiligend verblijf wordt ingezet op basis van een ernstige verontrustende situatie. Op basis van het decreet integrale jeugdhulp is het inzetten van een delictgerichte contextbegeleiding als uitstroom geen logische constructie.
De inzet van de modules contextbegeleiding kortdurend intensief die erkend werden specifiek voor de uitstroom uit de gemeenschapsinstellingen of voor het organiseren van parallelle trajecten, kunnen als voorheen ingezet worden om de uitstroom uit de gemeenschapsinstellingen te faciliteren.
De impact van het decreet jeugddelinquentierecht en het gebruik van de gemeenschapsinstellingen en de uitstroomcapaciteit wordt goed gemonitord. Als blijkt dat er een overaanbod is aan contextbegeleiding kortdurend intensief die aan de gemeenschapsinstellingen gekoppeld is, wordt verkend of deze capaciteit ook ingezet kan worden om uitstroom uit beveiligend verblijf te ondersteunen.
Is er een aparte unit in de gemeenschapsinstellingen voor jongeren met een beperking die een delict pleegden?
De situatie blijft zoals voorheen. Jongeren met een beperking zoals een ernstige gedrags- en emotionele problematiek, kunnen in de gemeenschapsinstellingen geplaatst worden als verdachte of na het plegen van een jeugddelict. Er wordt op maat gekeken wat nodig is, bv. de zogenaamde GIB-leefgroepen.
Als de minderjarige blijvend handicapspecifieke ondersteuning nodig heeft, is een gedeeld traject mét de voorziening waar de jongere aangepaste zorg kreeg of kan krijgen, het ideale traject.
Is een reactie mogelijk op grond van het decreet jeugddelinquentierecht voor minderjarigen onder twaalf jaar?
Minderjarigen onder twaalf jaar die strafbare feiten plegen, vallen niet onder de maatregelen van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht. Dit decreet stelt namelijk dat kinderen jonger dan twaalf jaar een vermoeden van niet-verantwoordelijkheid genieten (artikel 4). Wel kunnen er in het kader van een verontrustende situatie gedwongen, begeleidende maatregelen worden opgelegd.
Dit sluit aan bij artikel 40 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), dat lidstaten oproept een minimumleeftijd te bepalen waaronder kinderen niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden geacht. Dit ligt in lijn met de gemiddelde minimumleeftijd in andere Europese landen. Noorwegen en Denemarken hanteren een ondergrens van 15 jaar, Duitsland 14 jaar, Frankrijk 13 jaar en Nederland ook 12 jaar.
Op basis van de gepleegde feiten kan men doorverwijzen naar de vrijwillige jeugdhulpverlening (decreet integrale jeugdhulp). Dit kan bijvoorbeeld door een oriëntatie naar een rechtstreeks toegankelijk jeugdhulpaanbod of door aanmelding van situaties met een vermoeden van maatschappelijke noodzaak bij een gemandateerde voorziening.
Indien gedwongen hulpverlening noodzakelijk is, kan het Openbaar Ministerie de zaak doorverwijzen naar de jeugdhulpverlening op basis van artikel 41, 1° van het decreet integrale jeugdhulp. Wanneer een gemandateerde voorziening een dossier doorverwijst naar het parket en vrijwillige hulpverlening niet volstaat, kan de jeugdrechter worden ingeschakeld. In hoogdringende situaties kan de jeugdrechter onmiddellijk optreden op grond van artikel 47 2° van het decreet integrale jeugdhulp.
Is een ondertoezichtstelling mogelijk als maatregel of sanctie?
Neen, de alleenstaande ondertoezichtstelling is niet meer mogelijk als reactie op zich. Een maatregel of sanctie (met uitzondering van de berisping) gaat wel steeds gepaard met een ondertoezichtstelling door de sociale dienst jeugdrechtbank.
Is delictgerichte contextbegeleiding rechtstreeks toegankelijk?
De module delictgerichte contextbegeleiding is niet-rechtstreeks toegankelijk. Dit kan enkel na doorverwijzing door de jeugdrechter en jeugdrechtbank voor een minderjarige verdachte of delictpleger.
De introductie van de delictgerichte uitbreiding in 2019 gaat over 50 modules en bijkomend 38 modules door ombouw. Dus 88 modules, waardoor op jaarbasis 176 jongeren worden begeleid.
In het decreet staat dat een jongere met een geestesstoornis niet zijn volle verantwoordelijkheid kan opnemen. Hoe zit dat precies?
In artikel 39 van het decreet jeugddelinquentierecht worden voorwaarden gesteld in functie van toelaatbaarheid tot het jeugdpsychiatrisch aanbod. Een van de vereisten is, bijvoorbeeld, een onafhankelijk verslag van een jeugdpsychiater dat minder dan een maand oud is. Hieruit moet blijken dat het oordeelsvermogen of het vermogen tot beheersen van zijn handelingen van de minderjarigen is aangetast. De aanwezigheid van een geestesstoornis moet blijken uit een psychiatrisch verslag.
Voor de uitvoering van dit artikel is overleg en samenwerking met de federale overheid nodig. Dit zal ingevuld worden in een nog te nemen uitvoeringsbesluit door de Vlaamse Regering.
In de Brusselse ordonnantie staat de ouderstage ingeschreven. Zit dit vervat in de rondzendbrief 'delictgerichte contextbegeleiding'?
Vlaanderen koos er niet voor om de ouderstage als reactie in te schrijven in het decreet jeugddelinquentierecht. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan een ouderstage opgelegd worden voor een Nederlandstalige minderjarige. De uitvoeringsafspraken worden uitgewerkt in een samenwerkingsakkoord tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappen.
Het decreet biedt wel kapstokken (cf. artikel 17, §2: ‘rond werken met ouders na een gesloten begeleiding’ en artikel 18, §1: ‘opleggen om met de ouders … te werken’) om ook de ouders en opvoedingsverantwoordelijken van de minderjarige (vermoedelijke) delictpleger actief te betrekken bij de reactie op het jeugddelict.
Wanneer de ouder(s), wettelijke vertegenwoordiger of opvoedingsverantwoordelijke onaangepast reageren op het gedrag van de minderjarige (vermoedelijke) delictpleger, moet het mogelijk zijn om een dwingend appél te doen op hun verantwoordelijkheid en hen te ondersteunen in het (leren) omgaan met het gedrag van de betrokken minderjarige.
Dit is een opdracht voor de uitvoerende dienst, die verder uitgewerkt zal worden in een nog te nemen uitvoeringsbesluit door de Vlaamse Regering. De bestaande goede praktijk van de ‘gedeelde trajecten’ en de afspraken tussen publieke en private aanbod (inzake vervolg na gesloten begeleiding) worden ook in dat uitvoeringsbesluit verwerkt.
Hoelang duren de voorbereidende rechtspleging en de maatregelen?
Duur van de voorbereidende rechtspleging
De voorbereidende rechtspleging wordt zo kort mogelijk gehouden om de rechtswaarborgen van de minderjarige te verzekeren. Tijdens deze fase kunnen maatregelen worden opgelegd om de minderjarige te begeleiden in afwachting van een beslissing ten gronde.
- Volgens het wijzigingsdecreet van 17 juli 2020 is de maximale duur van de voorbereidende rechtspleging vastgelegd op negen maanden.
- De voorbereidende rechtspleging start bij de vordering van het Openbaar Ministerie en eindigt bij het vonnis van de jeugdrechtbank.
- De termijn van de dagvaarding is inbegrepen in de totale duur van de voorbereidende rechtspleging.
Opschorting van de termijn
De termijn van de voorbereidende rechtspleging wordt tijdelijk geschorst in volgende situaties:
- Tussen de neerlegging van de akte van hoger beroep en de uitspraak van het arrest.
- Bij een uitstel tussen de inleidende zitting en de behandeling van de zaak.
- Als de zaak niet kan worden behandeld wegens uitstel op verzoek van de minderjarige, ouders, opvoedingsverantwoordelijken, advocaat of jeugdrechter.
Verlenging van de voorbereidende rechtspleging
De voorbereidende fase kan in uitzonderlijke gevallen verlengd worden met periodes van maximaal drie maanden, indien gemotiveerd na oproeping van de minderjarige en zijn opvoedingsverantwoordelijken.
De mogelijke gronden voor verlenging zijn:
- Het onderzoek naar de feiten of een deskundigenonderzoek naar de persoonlijkheid van de minderjarige is nog niet afgerond.
- Het jeugddelict kan, indien gepleegd door een meerderjarige, bestraft worden met minstens vijf jaar opsluiting.
Afhankelijk van het aantal gronden kan de rechtspleging maximaal duren:
- Twaalf maanden als één voorwaarde vervuld is.
- Twee jaar als beide voorwaarden vervuld zijn.
- Na twee jaar kan de termijn per maand worden verlengd, mits een gemotiveerde beslissing van de jeugdrechter.
Duur en verlenging van maatregelen tijdens de voorbereidende fase
- Voorwaarden of ambulante maatregelen kunnen maximaal één jaar duren.
- Een alternatieve maatregel kan initieel maximaal negen maanden worden opgelegd.
- Verlenging na negen maanden is niet automatisch, ook niet bij zware feiten.
- De jeugdrechter moet vóór het verstrijken van de termijn een gemotiveerde beschikking opstellen om de voorlopige rechtspleging en de maatregel te verlengen.
Na negen maanden zijn er twee opties:
- De rechtspleging wordt verlengd op basis van een decretale uitzondering, en de maatregel kan verlengd worden met maximaal drie maanden per keer.
- De rechtspleging wordt niet verlengd en de maatregel vervalt.
Voor minderjarigen die worden toevertrouwd aan een forensische kinder- en jeugdpsychiatrische afdeling van een ziekenhuis:
- De initiële termijn bedraagt maximaal zes maanden.
- Indien noodzakelijk, kan de maatregel tweemaal met drie maanden verlengd worden.
- De totale behandelingsduur in een For-K dienst is maximaal twaalf maanden.
Plaatsing in een gemeenschapsinstelling
- Tot de inwerkingtreding van de gesloten begeleiding blijft de Jeugdbeschermingswet van 1965 van kracht.
- Een gesloten begeleiding kan maximaal drie maanden per keer worden opgelegd.
- Voor open opvoedingsafdelingen is geen wettelijke maximumtermijn bepaald, maar in de praktijk geldt meestal zes maanden, met mogelijke verlenging tot de leeftijd van 18 jaar.
- Bij een gesloten opvoedingsafdeling bedraagt de maximumtermijn drie maanden, met een mogelijke verlenging van nogmaals drie maanden na een medisch-psychologisch verslag.
- Daarna kan de maatregel maandelijks verlengd worden, mits een gemotiveerde beslissing op basis van openbare veiligheid of de specifieke situatie van de jongere.
Herziening van maatregelen
De jeugdrechter kan op elk moment, ook tijdens de voorbereidende fase, een maatregel wijzigen of intrekken als dit noodzakelijk is om de subsidiariteit te waarborgen.
Wanneer de maximale termijn van de voorbereidende rechtspleging is verstreken, vervalt de maatregel. Indien de jongere wordt gedagvaard, spreekt de jeugdrechtbank zich ten gronde uit en kan een definitieve sanctie worden opgelegd.
Specifiek voor plaatsingen in een gemeenschapsinstelling is verlenging van de maatregel na de voorbereidende rechtspleging mogelijk, op basis van openbare veiligheid, met periodes van maximaal één maand per keer.
Hoe wordt de geestelijke gezondheidszorg betrokken bij beveiligende opvang?
De rondzendbrief betreffende beveiligend verblijf besteedt expliciet aandacht aan de uitbouw van gerichte samenwerkingsafspraken met cruciale partners. De geestelijke gezondheidszorg is een van die partners. Zie ook de recente versterking van de outreach-initiatieven vanuit de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg naar de jeugdhulp.
Heeft een jongere die een delict pleegde nog recht op jeugdhulp?
Afstemming tussen jeugdhulp en jeugddelicten
Het duidelijk positioneren van jeugdhulpverlening en de reactie op een jeugddelict betekent niet dat jongeren die een delict plegen uitgesloten worden van jeugdhulp. Beide trajecten worden benaderd vanuit een specifiek kader met eigen uitgangspunten, waarbij samenwerking en afstemming centraal staan.
De prioriteit ligt op een vlotte verbinding tussen jeugdhulp en het jeugddelinquentierecht, zodat jongeren passende ondersteuning krijgen en continuïteit in hun traject gewaarborgd blijft.
Toegang tot jeugdhulp binnen een vrijwillig kader
Binnen een vrijwillig kader vormt een gepleegd delict geen belemmering voor toegang tot jeugdhulp. Jongeren kunnen:
- Oriënteren naar een rechtstreeks toegankelijk jeugdhulpaanbod, zoals brede instapdiensten of probleemgebonden hulp.
- Aangemeld worden bij een gemandateerde voorziening, zoals het ondersteuningscentrum jeugdzorg (OCJ) of het vertrouwenscentrum kindermishandeling (VK), bij een vermoeden van maatschappelijke noodzaak.
Gedwongen hulpverlening en doorverwijzing
Indien gedwongen hulpverlening noodzakelijk is, kunnen verschillende procedures in werking treden:
- Doorverwijzing door het Openbaar Ministerie: Op basis van artikel 41, 1° van het decreet integrale jeugdhulp kan het parket de zaak doorverwijzen naar de jeugdhulpverlening.
- Inschakeling van de jeugdrechter: Wanneer een gemandateerde voorziening een situatie doorverwijst naar het parket, kan de jeugdrechter beslissen over verdere maatregelen.
- Hoogdringende situaties: In acute gevallen kan de jeugdrechter onmiddellijk ingeschakeld worden, op basis van artikel 47, 2° van het decreet integrale jeugdhulp.
De jeugdrechter kan een maatschappelijk onderzoek laten uitvoeren om de impact op het slachtoffer na te gaan. Welke door de Vlaamse Regering aangeduide dienst informeert het slachtoffer over de beslissing tot herziening van de sanctie?
Dit wordt ingevuld in een uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering dat nog wordt opgesteld. Dit is een nieuw accent binnen het decreet om de positie van het slachtoffer centraal te stellen.
Als er bij het opleggen van voorwaarden een vervangende reactie is, moet de consulent dan proactief actie ondernemen?
Neen. Er staat namelijk niet op voorhand vast of en wanneer de vervangende reactie moet worden uitgevoerd.
Als de jeugdrechter of de jeugdrechtbank als reactie een jeugdpsychiatrische hulpverlening wil opleggen, gebeurt dit dan in overleg met gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg? En onder welke maatregel/sanctie gebeurt dit?
De jeugdrechter of jeugdrechtbank kan jeugdpsychiatrische hulpverlening opleggen als reactie op een jeugddelict. Dat gebeurt altijd in overleg met gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg en kan zowel ambulant als residentieel plaatsvinden.
Ambulante hulpverlening
Tijdens en vóór de voorbereidende rechtspleging kan de jeugdrechter een ambulante maatregel opleggen aan een minderjarige verdachte, zoals:
- Behandeling bij een gespecialiseerde dienst voor psychologische of psychiatrische hulp, seksuele opvoeding of verslavingszorg (alcohol/drugs).
- Delictgerichte contextbegeleiding, waarbij de jongere en zijn opvoedingsomgeving breed ondersteund worden om recidive te voorkomen.
- Verplichting om richtlijnen te volgen van een ambulant centrum voor geestelijke gezondheidszorg, seksuele opvoeding of verslavingszorg.
In de fase ten gronde kan de jeugdrechtbank een ambulante maatregel of sanctie opleggen volgens artikel 33 en 34 van het decreet jeugddelinquentierecht, met een maximale duur van twee jaar.
Residentiële hulpverlening
Bij ernstige psychiatrische problematieken kan een minderjarige worden doorverwezen naar gespecialiseerde residentiële geestelijke gezondheidszorg (zoals federaal gefinancierde kinder- en jeugdpsychiatrie).
Binnen artikel 39 van het decreet jeugddelinquentierecht gelden enkele beperkingen:
- De jongere moet een vastgestelde geestesstoornis hebben.
- Een onafhankelijk psychiatrisch verslag van maximaal één maand oud is vereist.
- Deze maatregel kan enkel in de fase ten gronde worden opgelegd.
For-K als reactiemogelijkheid
Sinds het wijzigingsdecreet van 19 juni 2020 kan een minderjarige ook worden toevertrouwd aan een For-K dienst (gespecialiseerde psychiatrische zorg voor jongeren), zowel in de voorlopige fase als in de fase ten gronde.
Voorwaarden voor opname in For-K:
- Een psychiatrische evaluatie door een For-K psychiater bepaalt de noodzaak en het type behandeling.
- De totale behandelduur in een For-K dienst is maximaal 12 maanden (voorlopige fase en fase ten gronde samen).
Er wordt onderzocht hoe artikel 39 juridisch vorm kan krijgen en welke doelgroep hiervoor in aanmerking komt. Dit zal worden geëvalueerd in samenwerking met de federale overheid en Zorgnet Icuro.
Meer informatie?
Raadpleeg het decreet jeugddelinquentierecht of neem contact op met de bevoegde jeugdhulpinstanties.