Onderzoeksrapport

Eindrapport: Naar een samenwerkingsmodel tussen de gemeenschapsinstellingen en de geestelijke gezondheidszorg

Wat is het?

Dit onderzoeksrapport is de schriftelijke neerslag van een participatief actieonderzoek dat gedurende drie jaar werd uitgevoerd in een samenwerking tussen agentschap Opgroeien, de gemeenschapsinstellingen, de geestelijke gezondheidszorg en de onderzoeksgroep CAPRI van Universiteit Antwerpen.

Het doel van dit onderzoek is de samenwerking tussen de gemeenschapsinstellingen (GI) en de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) te optimaliseren zodat jongeren en hun context de hulp krijgen die zij nodig hebben. Om de noden en ervaringen van alle betrokkenen in kaart te brengen, vonden verschillende onderzoeksacties plaats en werd er ingezet op participatie van de belanghebbenden.

Waarom is het belangrijk

Veel jongeren die in een GI verblijven hebben geestelijke gezondheidsnoden. Hoewel de GI en de GGZ beiden inzetten op rehabilitatie en het verhogen van de levenskwaliteit van de jongere, is er toch een groot verschil in visie en werkwijzen tussen beide sectoren. Dat leidt soms tot spanningen in het werkveld, die zich uiten in frustraties, onbegrip en een zoektocht naar de juiste afstand en toch ook nabijheid ten opzichte van elkaar.

Voor jongeren die zich op het snijvlak bevinden van uitdagend gedrag en ernstige psychiatrische kwetsbaarheid suggereren de onderzoekers een intensieve en geïntegreerde werking tussen GI en GGZ, zodat deze jongeren ondersteund worden vanuit beide vakgebieden. Op die manier kan de intersectorale samenwerking vormgeven aan een gedeeld verhaal, met gezamenlijke verantwoordelijkheid: een omkadering voor de jongere en diens context vanuit beide expertises, inzettend op verbinding en één-op-één-begeleiding tijdens intensieve, residentiële trajecten; zowel voor jongeren die een jeugddelict hebben gepleegd als voor jongeren in een verontrustende situatie.

Hoe gebruiken

Dit onderzoeksrapport schetst de participatieve aanpak van dit onderzoek (hoofdstuk 1) en gaat vervolgens dieper in op de identiteit en onderlinge verbondenheid van de verschillende belanghebbenden (hoofdstuk 2). Daarna worden de verschillende obstakels benoemd die actoren ervaren in hun (professionele) leven (hoofdstuk 3). Uiteraard zijn er ook sterktes en opportuniteiten aanwezig om hulp op maat voor de jongere en context vorm te geven, alsook goed te kunnen samenwerken (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 wordt er gedroomd van een verbeterde situatie, waarna hoofdstuk 6 aanbevelingen en suggesties formuleert om dit in praktijk te brengen. Tot slot kijkt hoofdstuk 7 naar de periode die volgt na afronding van dit onderzoek, met een oproep tot actie voor alle betrokkenen.

Auteur

Elien Craenhals en Inge Glazenmakers

Jaar van publicatie

2025
Ook interessant