'Wat willen jullie dat ik zeg?' vraagt Sinan Çankaya als hij wordt uitgenodigd om te spreken op het veertigjarige jubileum van zijn oude middelbare school. De uitnodiging creëert een opening waar vergeten herinneringen uit zijn jeugd en middelbareschooltijd zich doorheen wurmen. Zo denkt Çankaya terug aan zijn voormalige geschiedenisleraar Nico Konst, ooit de tweede man van de extreemrechtse Centrumpartij. Zonder zichzelf te sparen beschrijft Çankaya in Mijn ontelbare identiteiten hoe moeilijk hij het vindt om een eigen verhaal te vertellen tegen de achtergrond van de debatten over integratie, cultuur en racisme. Steeds laveert hij tussen wortelen en willen vluchten, tussen ‘wij’ en ‘zij’, tussen straat en school, tussen een erbij en er niet bij horen, tussen ongebreideld individualisme en een soms beklemmend collectivisme. Op de dag van de jubileumviering, waar hij zijn oude geschiedenisleraar Nico Konst weer onder ogen moet komen, vertelt hij zijn verhaal. Mijn ontelbare identiteiten is een bespiegeling op de veranderde omgang met de ‘de Ander’ in Nederland. Het is een indringend verhaal over opgroeien in Nederland als kind van migranten. Reflecterend op loyaliteit, ontheemding en vooral de zoektocht naar een thuis keert Çankaya zich tegen vastomlijnde identiteiten en weigert hij om een verhaal binnen de grenzen van zijn eigen lichaam te vertellen.