Eén op vijf vrouwen hebben psychische problemen tijdens de zwangerschap en het eerste levensjaar volgend op de geboorte van hun kind. Er zijn nog niet veel cijfers gekend omtrent de perinatale mentale gezondheid van vaders of meeouders maar er wordt verwacht dat deze cijfers in dezelfde lijn liggen als deze van moeders.
De meest voorkomende mentale problemen tijdens het peripartum zijn depressie en angststoornissen. Deze kunnen zich manifesteren net voor of tijdens de zwangerschap of tot één jaar na de bevalling. Symptomen zijn vergelijkbaar met die op andere momenten in het leven, maar ze hebben een significante impact op verschillende levensgebieden gedurende minstens twee weken, wat ze onderscheidt van kortdurende kraamtranen.
Perinatale depressie treft ongeveer 7 tot 15% van de moeders tijdens de zwangerschap en ongeveer 10% na de bevalling, vergelijkbaar voor partners. Ongeveer 13% van de moeders ervaart een angststoornis.
Naast depressie en angst zijn obsessief-compulsieve stoornis (OCS), posttraumatische stressstoornis (PTSS) en postpartum psychose ook veelvoorkomende aandoeningen. OCS treft ongeveer 2,1-2,4% van de vrouwen en kan zich manifesteren als dwanggedachten om het kind te beschermen, soms als nesteldrang. PTSS komt voor bij 3 tot 9% van de vrouwen, vaak als reactie op een traumatische bevallingservaring, met symptomen die direct na de bevalling of later in het postpartum kunnen optreden.
Postpartum psychose, gekenmerkt door symptomen van een psychotische episode, zoals wanen en hallucinaties, treft ongeveer 1-2 per 1000 geboortes, met een risico van herhaling bij volgende geboortes.
Hoewel deze aandoeningen in principe gemakkelijk te diagnosticeren zijn, blijft ongeveer 75% van de vrouwen ongediagnosticeerd en ontvangt daardoor geen adequate behandeling, met ernstige gevolgen voor de vrouw, haar baby, haar partner, de samenleving en de economie.