In 2021 is één op de tien kinderen in Vlaanderen materieel gedepriveerd en in Wallonië en Brussel één op de vijf. Deze deprivatie bevestigt een structureel probleem dat gelinkt is aan de ongelijke toegang tot essentiële voorzieningen.
Gedepriveerde kinderen ervaren meer gezondheidsproblemen die levenslang kunnen doorwerken. Het ondersteunen van gezinnen in armoede om toegang te hebben tot kwaliteitsvolle voorzieningen (gezondheid, kinderopvang en onderwijs) is een belangrijke hefboom om de gevolgen van deprivatie op korte en lange termijn tegen te gaan.
Dat zijn de voornaamste vaststellingen van de onderzoekers Wim Van Lancker (KULeuven) en Anne-Catherine Guio (LISER).
Wat is deprivatie?
Voor het meten van kinderarmoede kan men rekening houden met het inkomen: de leden van een gezin zijn ‘arm’ als hun inkomen lager ligt dan 60% van het mediane nationaal inkomen in een land.
Het cijfer voor financiële armoede dat in Europa wordt gehanteerd, hangt dan ook af van het inkomensniveau in elk land.
Deprivatie bij kinderen
Om het beeld scherper te stellen hebben de lidstaten van de Europese Unie een aanvullende indicator ontwikkeld: deprivatie specifiek bij kinderen. Deze indicator meet de dagelijkse problemen die kinderen ondervinden en die verschillend kunnen zijn van die van hun ouders.
Hij vertrekt van de toegang tot eenzelfde geheel van 17 items die men voor elk kind in Europa als wenselijk en zelfs als noodzakelijk beschouwt: eet het kind elke dag groenten en fruit? Nodigt het soms vrienden uit thuis? Kan het kind deelnemen aan uitstapjes en feesten op school? Leeft het kind in een behoorlijk verwarmde woning? Een kind leeft gedepriveerd als het gezin zich minstens drie van deze 17 items niet kan veroorloven. Hoe hoger het aantal items waar het kind niet over beschikt, hoe ernstiger de deprivatie. Er wordt alleen rekening gehouden met de vormen van deprivatie die gelinkt zijn aan een financieel probleem.
Het verzamelen van deze gegevens is belangrijk omdat de leefomstandigheden van kinderen kunnen verschillen van die van hun ouders. Deze data worden niet elk jaar ingezameld: de meest recente, gepubliceerd door STATBEL, zijn van 2021 en de vorige gegevens dateren van 2014.
En hoe zit het in België?
- Er zijn grote regionale verschillen: 1 op 10 kinderen in Vlaanderen kampt met minstens drie tekorten, tegenover 1 op 5 in Wallonië en Brussel.
- De kinderen die het meeste risico lopen leven in werkloze gezinnen (meer dan een op de twee), maar werk van de ouders beschermt de kinderen niet altijd. Ook andere factoren zijn van belang: de kinderen die het grootste risico lopen zijn kinderen die in eenoudergezinnen leven (29%), met laag opgeleide ouders (36%) of van buitenlandse afkomst (33%). Dat geldt voor de drie regio's.
- Huishoudelijke kosten hebben een sterke invloed op de deprivatie van kinderen: huur, energie, schuldaflossing, kinderopvang, gezondheidszorg en schoolkosten.
- De toegang tot een aantal belangrijke diensten, zoals kinderopvang, blijft in ons land ongelijk naar inkomen. Bovendien is tijdens de covidcrisis in 2020 de toegankelijkheid voor de armste bevolkingsgroepen het sterkst afgenomen.
- Voor het eerst konden de onderzoekers ook gegevens over de deprivatie van kinderen en hun gezondheidstoestand met elkaar in verband brengen. Zij tonen aan dat kinderarmoede voor de betrokken kinderen op korte termijn gevolgen heeft die levenslang kunnen doorwerken. Kansarme kinderen hebben drie keer meer kans op gezondheidsproblemen
Deze conclusies tonen het belang van langetermijninvesteringen in kinderen en van steun voor mensen in armoede om daadwerkelijk toegang te krijgen tot kwaliteitsvoorzieningen en tot een degelijke levensstandaard.
De 17 items
Volgens de indicator ‘deprivatie bij kinderen’ bevindt een kind (jonger dan 15 jaar) zich in een situatie van deprivatie als het in een huishouden woont dat zich om financiële redenen ten minste drie van de volgende 17 goederen en diensten niet kan veroorloven:
1) Wat nieuwe kleren;
2) Twee paar schoenen van dezelfde maat;
3) Elke dag verse groenten en fruit;
4) Elke dag eiwitten;
5) Leeftijdsgebonden boeken thuis;
6) Recreatiemateriaal voor buiten (fiets, skeelers enz.);
7) Aan de leeftijd aangepaste binnenspelen;
8) Regelmatige vrijetijdsbesteding (sport, muziek...);
9) Viering van speciale gelegenheden (verjaardagen, religieuze feestdagen enz.)
10) Vrienden uitnodigen om af en toe te komen spelen en eten;
11) Een week vakantie per jaar weg van huis;
12) Deelname aan schoolexcursies;
13) Het vervangen van versleten meubilair;
14) Geen achterstallige betalingen;
15) Toegang tot het internet;
16) Voldoende verwarmde accommodatie;
17) Toegang tot een auto voor eigen gebruik, indien nodig.
De eerste 12 items zijn direct relevant voor het kind, terwijl de overige 5 specifiek gelden voor het huishouden waarin het kind leeft.