Superdiversiteit
Steven Vertovec introduceerde in 2007 superdiversiteit als een nieuw concept om de diversiteit in Londen te beschrijven. Het verschilt van het begrip 'multiculturele samenleving' en betekent een nieuwe manier van kijken naar de realiteit. Drie aspecten zijn daarbij belangrijk, en staan niet op zichzelf maar spelen op elkaar in:
- Het gaat om een kwantitatieve toename van het aantal migraties. West-Europese landen kennen een sterke toename van de etnisch-culturele diversiteit, zeker de laatste twee decennia. Overal, maar vooral in de steden, groeit de etnische diversiteit. Het begrip 'majority-minority-cities' doet zijn intreden: steden waar de meerderheid van de inwoners een migratie-achtergrond heeft. In België voldoen Brussel, Antwerpen en Genk aan die omschrijving.
- Daarnaast is er de kwalitatieve transitie: er ontstaat een groeiende diversiteit binnen de diversiteit. Migratie in de 21ste eeuw kent een veel grotere waaier aan landen van herkomst. Er zijn meer nationaliteiten, er worden meer talen gesproken, de diversiteit aan religieuze achtergronden groeit. De waaier aan migratiemotieven en verblijfsstatuten wordt ruimer en complexer. Ook de verschillen in sociaal-economische positie worden groter. Verschillen binnen gemeenschappen worden vaak groter dan die tussen gemeenschappen. Denk aan verschillen tussen eerste, tweede, derde of vierde generatie of aan verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden, rijk en arm, werkenden en werklozen, ouderen en jongeren, praktiserende gelovigen of ongelovigen. Het besef groeit: 'de' Vlaming bestaat niet, net zoals de migrant, de moslim, de vluchteling, de Marokkaan of de Nederlander bestaan. Ook al delen mensen een land van herkomst, een taal, een cultuur of een geloof, er zijn nog heel wat kenmerken die van hen unieke individuen maken. Je kan moslima zijn, carrière willen maken, de Ramadan volgen en je kinderen tweetalig opvoeden.
- Ten slotte gaat superdiversiteit over langzame en soms moeizame processen van normalisering van diversiteit. In steden, wijken, scholen, sportclubs, ziekenhuizen of sociale voorzieningen is diversiteit niet langer de uitzondering. Leven en werken in diversiteit is de realiteit. Veel kinderen en jongeren, zeker in de steden, hebben nooit een andere realiteit gekend, terwijl de oudere generatie de overwegend witte samenleving zag veranderen naar een superdiverse maatschappij. Seksisme, discriminatie en uitsluiting of negatieve ervaringen met personen uit een andere gemeenschap dan de jouwe, zorgen voor vertraging in het proces van normalisering. Dan komt het wij-zij-denken in alle hevigheid terug opzetten. De ongelijke toegang tot maatschappelijke instellingen zorgt voor het vergroten van sociale ongelijkheid. Vaak gaat dit gepaard met armoede: wie arm is, is vaker ziek, vindt daardoor moeilijker werk. Wie arm is, woont vaker in een schamele woning en kan minder makkelijk deelnemen aan het sociale leven. De ene uitsluiting creëert dikwijls de volgende. 'Witte' organisaties evolueren vaak ook in een veel trager tempo naar een diverse organisatie en zien hun aanhang of ledenaantal dalen.
Kruispuntdenken
Kruispuntdenken geeft erkenning aan het feit dat niemand eendimensioneel is, maar wel een gelaagde identiteit heeft die ontstaat op een kruispunt van veel deelidentiteiten en ervaringen. Het kruispuntdenken is ontwikkeld vanuit feministische stromingen en focust sterk op verschillen in gender, macht en etniciteit. De theorie sluit goed aan bij de realiteit van superdiversiteit. Ze heeft oog voor de verschillende assen van verschil, maar heeft ook aandacht voor processen van macht en ongelijkheid. De 14 dimensies of assen van differentiatie zijn: geslacht, seksuele oriëntatie, huidskleur, etniciteit, nationaliteit, klasse, cultuur, religie, gezondheidssituatie, leeftijd, verblijfsstatuut, bezit, Noord-Zuid/Oost-West, maatschappelijke ontwikkeling.
Kruispuntdenken gaat uit van dynamisch denken: de verschillende sociale dimensies staat niet los van elkaar, maar beïnvloeden elkaar en spelen een rol in samenhang. Vanuit communicatiestandpunt vergroot dat kader het empathisch denken: Wat zou ik eerlijk vinden als ik mij in de positie van de ander bevond? Welke aspecten van mijn persoonlijkheid geven betekenis aan een boodschap? Het maakt ook dat de communicatiemedewerker meer aandacht krijgt voor zijn eigen positie (en de onzichtbare mechanismen die dit mee bepalen - white privilege).
Digitalisering
Vlaanderen wordt steeds digitaler. Niet alleen verloopt de informatiestroom steeds vaker online, we staan ook continue in verbinding met elkaar via digitale weg. Meer nog, we gaan steeds meer zelf op zoek naar informatie en verspreiden zelf ook meer nieuws, foto's, berichten, meningen via internet. Tegelijk tekent de digitale kloof zich steeds duidelijker af. Voor mensen in armoede, laaggeschoolden en ouderen is de digitale werkwijze een brug te ver. Omdat ze geen toegang hebben tot de juiste toestellen en/of omdat ze niet over de juiste vaardigheden beschikken.