De Databank Kwaliteitsvolle Praktijken is één van de instrumenten die Opgroeien inzet op staalkaart te bieden van wat werkt bij gezinsondersteuning.
De themapagina Onderbouwd Werken geeft informatie over kwaliteitsvolle interventies en biedt handvatten voor het onderbouwen van jouw praktijk.
Daarnaast is het belangrijk dat er meer kennis ontwikkeld (en geïmplementeerd wordt) zoals onderzoek naar werkzame factoren.
Algemeen: werkzame factoren
Algemeen: Werkzame Factoren
Onder "What Works in Prevention?" hebben Nation et al. (2003) een uitgebreide review gemaakt van studies gepubliceerd na 1990, met focus op 35 metastudies over de effectiviteit van preventieve interventies op gebieden zoals middelengebruik en jeugddelinquentie. Meer dan 740 primaire studies werden systematisch samengevat, waarbij de auteurs negen algemeen geldende principes van effectieve interventies identificeren:
- Multidimensioneel en veelzijdig.
- Diverse lesmethoden.
- Gegrond in een heldere theorie.
- Juiste dosering (licht waar mogelijk, intensief waar nodig).
- Positieve relaties bevorderen.
- Juist moment van aanbieding.
- Sociaal-culturele achtergrond erkennen.
- Evaluatie van resultaten.
- Goed opgeleid personeel.
De eerste vijf kenmerken betreffen de inhoud en opzet; de laatste vier hebben betrekking op de uitvoering. De studie suggereert dat meer dan de helft van de effectiviteit door het programma zelf wordt bepaald.
Recente studies, zoals van Lambert, schatten dat 40% van de interventie-uitkomsten door externe factoren, 30% door werkzame factoren, 15% door placebo-effecten en 15% door de specifieke methodiek beïnvloed wordt. Van Yperen et al. (2010) wijzen op de complexiteit van deze schattingen.
Werkzame elementen
Hieronder vind je algemene kenmerken van effectieve interventies en in- en uitvoeringsfactoren die belangrijk zijn bij de implementatie van interventies gericht op opvoedsteun.
Werkzame Elementen
Effectieve interventies zijn:
- Gegrond in een duidelijke theorie met een goed gestructureerd curriculum.
- Gebruiken diverse lesmethoden zoals informatieoverdracht, rollenspelen en beloningen.
- Balanceren problematiek, intensiteit en middelen.
- Aansluitend op ervaringen van ouders en kinderen.
- Gericht op empowerment.
- Beschikbaar in verschillende leefsituaties.
- Werken met concrete, afgesproken doelen.
- Bevorderen van positieve relaties en activeren van sociale netwerken.
De relatie tussen professional en cliënt is cruciaal, vooral bij minder complexe problemen. Bij ernstigere problematiek zijn specifieke factoren belangrijker (Stevens et al., 2000).
In- en Uitvoeringsfactoren
Factoren die verband houden met de implementatie zijn:
- Kwaliteit van uitvoering: 'Fidelity checks' waarborgen juiste procedures (Barrett, 2010).
- Evaluatie van uitkomsten: Systematische evaluatie is essentieel (Nation et al., 2003).
- Bereik en participatie: Procedures om ouders te motiveren, vooral bij risicogroepen (Baker et al., 1991).
- Opleiding en stabiliteit van uitvoerders: Cruciaal voor succes (Nation et al., 2003).
Een literatuurstudie van Overbeek et al. (2017) toont aan dat er een gebrek aan studies is die de implementatie van opvoedinterventies en hun effectiviteit analyseren.
Algemene en Specifieke Kenmerken van Interventies
Effectieve interventies zijn:
- Gegrond in een duidelijke theorie met goed gestructureerd curriculum.
- Gebruik van diverse methoden.
- Aansluiting bij de leefwereld en gericht op empowerment.
In- en Uitvoeringsfactoren
Essentieel voor het succes van interventies zijn:
- Kwaliteit van uitvoering: Belangrijk voor effectiviteit (Barrett, 2010).
- Systematische evaluatie: Voor monitoring van effectiviteit.
- Bereik en participatie: Uitdaging bij risicogroepen (Baker et al., 1991).
- Opleiding van uitvoerders: Draagt bij aan succes (Nation et al., 2003).
Door deze kenmerken en factoren in overweging te nemen, kunnen interventies effectiever afgestemd worden op de behoeften van ouders, kinderen en jongeren.
Groepsgerichte interventies
In verschillende literatuurstudies zijn kenmerken van effectieve groepsgerichte ouderprogramma’s onderzocht (Bunting, 2004; Moran et al., 2004; Watson et al., 2005, 2008; Barrett, 2010). Kumpfer (1999, in: Moran et al., 2004) stelt dat de effectiviteit van een programma voor 50-80% afhankelijk is van de kwaliteiten van de begeleider. Onderzoek suggereert bovendien dat de kwaliteit van de relatie tussen ouders en professionals een grotere rol speelt bij het veranderen van het (opvoed)gedrag van ouders en bij het bewerkstelligen van positieve effecten voor kinderen dan de inhoud van de interventie zelf (Kazdin, 1997; Webster-Stratton, 1997; Hubble, Duncan & Miller, 2000; Barlow, 1999, in: Watson et al., 2005).
Stevens, Hyan en Allen (2000) merken op dat factoren zoals warmte, begrip en aanmoediging in de relatie tussen de professional en de cliënt in de psychotherapie voor minder ernstige problematiek even belangrijk zijn als specifieke interventiefactoren. Voor cliënten met ernstigere problematiek blijken specifieke interventiefactoren echter een positievere impact te hebben dan algemene factoren. De literatuur wijst op een consensus over het belang van de relatie tussen ouders en professionals.
Effectieve groepsgerichte ouderprogramma’s bevatten zowel inhoudelijke als procesmatige factoren. Gemeenschappelijke inhoudelijke kenmerken zijn onder andere (Watson et al., 2005; Bunting, 2004; Moran et al., 2004):
- De training richt zich op ouders die de aangeleerde technieken thuis toepassen.
- Ouders leren gedrag te identificeren en te monitoren dat verandering behoeft.
- Goed gedrag wordt bekrachtigd, terwijl negatief gedrag genegeerd of er worden consequenties aan verbonden.
- De training biedt gelegenheid om technieken te demonstreren, te oefenen en gedragsverandering te bespreken (Kazdin, 1997, in: Watson et al., 2005).
Procesmatige factoren, die vooral invloed hebben op de werving en blijvende deelname van deelnemers, omvatten onder meer:
- Empathisch luisteren en reageren door de begeleider.
- Warmte en acceptatie van de deelnemers door de begeleider.
- Het opbouwen van een partnerschap met ouders.
- Oefening van nieuw gedrag.
- Aanmoedigen van risico's nemen.
- Bevorderen van positieve verwachtingen (Watson et al., 2005).
Huisbezoeken
Barrett (2010), Watson e.a. (2005) en Watson en Tully (2008) noemen in hun systematische literatuurstudies een aantal kenmerken van home visiting programma’s die lijken bij te dragen aan de effectiviteit. Er is meer onderzoek is nodig om de werkzame ingrediënten van home visiting programma’s vast te stellen.
Inhoudelijke kenmerken
Interventies zijn volgens Barrett (2010), Watson e.a. (2005) en Watson en Tully (2008) effectiever naarmate zij:
- doelgericht zijn en specifieke vaardigheden aanleren
- gericht zijn op de empowerment van ouders door hen te ondersteunen bij het bedenken van manieren om hun eigen problemen op te lossen
- minimaal zes bezoeken bevatten
- minstens een keer maand maar bij voorkeur wekelijks bezoeken omvatten, vooral aan het begin van de interventie.
Opleiding en training van thuisbezoekers
- Thuisbezoekers moeten getraind zijn. Tijdens de training moet benadrukt worden dat het gezin met respect wordt benaderd en dat de thuisbezoeker niet veroordelend is. Dit betekent onder andere houden aan afspraken en het laten blijken begrip te hebben voor de problemen waarmee de ouders kampen.
- Thuisbezoekers moeten supervisie krijgen van goed gekwalificeerde en ervaren thuisbezoekers.
- Het inzetten van getrainde paraprofessionals en verpleegkundigen is volgens Barrett (2010) effectiever dan het inzetten van vrijwilligers. Nievar, van Eegeren en Pollard (2010) concluderen daarentegen dat het opleidingsniveau van de getrainde thuisbezoeker niet van invloed is op de gevonden effecten.
Eigenschappen van de thuisbezoeker
Kwaliteiten van de thuisbezoeker lijken essentieel voor het behalen van effecten. Om ouderlijk gedrag en attitudes te veranderen moet de thuisbezoeker over bepaalde persoonlijke kwaliteiten beschikken die ervoor zorgen dat de ouders zijn of haar adviezen willen opvolgen. Deze eigenschappen zijn niet uitgebreid onderzocht, er kunnen geen duidelijk conclusies worden getrokken. Het kunnen opbouwen van een vertrouwensband met de ouders, de boodschap uitdragen dat de thuisbezoeker er is voor de ouders en niet om hen te beoordelen of in de gaten te houden (Dunst, Boyd, Trivett & Hamby, 2002 In: Watson e.a., 2005), en het hebben van organisatievaardigheden en probleemoplossend vermogen (Gomby, 2005 In: Watson & Tully, 2008) lijken onder andere mee te spelen.
Conclusies
Positieve effecten van opvoedprogramma’s op ouders en kinderen
Opvoedprogramma’s blijken over het algemeen, vooral op de korte termijn, gunstige effecten te hebben voor zowel ouders als kinderen. Onderzoek toont aan dat deze programma’s vooral bijdragen aan het gevoel van competentie bij ouders, hun zelfvertrouwen en de ontwikkeling van opvoedvaardigheden. Daarnaast kunnen opvoedprogramma’s helpen bij het verminderen van (beginnende) emotionele en gedragsproblemen bij kinderen. Dit betekent dat opvoedsteun een waardevolle rol speelt in het voorkomen van opvoedproblemen. De effecten van deze programma’s zijn echter klein tot middelgroot. Dit sluit aan bij de bevindingen van een literatuuronderzoek naar de effectiviteit van preventieve opvoedingsondersteuning, uitgevoerd door Overbeek et al. (2017).
Bij de meeste studies is vooral het effect van opvoedsteun op moeders onderzocht. Wanneer het effect op vaders is meegenomen, lijkt het dat zij minder profiteren van deze programma’s dan moeders. De methodologische kwaliteit van de studies naar de effecten van opvoedsteun varieert, waardoor voorzichtigheid geboden is bij het trekken van conclusies.
De uitdagingen van universele opvoedsteun
Er is weinig onderzoek gedaan naar universele opvoedprogramma’s, die gericht zijn op algemene preventie. Het blijkt lastig om de effecten van deze aanpakken goed te meten. Desondanks lijkt er een brede consensus te zijn over het belang van universele opvoedsteun. Selectieve en geïndiceerde interventies tonen doorgaans een groter effect op het opvoedgedrag van ouders in vergelijking met universele interventies. Dit komt doordat ouders die deelnemen aan universele programma’s vaak slechts lichte problemen of vragen hebben, waardoor het moeilijk is om significante verbeteringen te meten na deelname aan een opvoedprogramma. Bij gezinnen met ernstigere problemen is het effect van opvoedsteun doorgaans veel sterker (Overbeek et al., 2018).
Positieve effecten van selectieve opvoedprogramma’s
Er is meer onderzoek verricht naar de effecten van selectieve opvoedsteun, en de resultaten zijn veelbelovend. Groepsgerichte opvoedprogramma’s en programma’s met huisbezoeken (home-visiting) zijn met name effectief gebleken. Groepsgerichte programma’s voor ouders met een verhoogd risico op opvoedproblemen laten positieve effecten zien op hun gevoel van competentie, opvoedvaardigheden, responsiviteit en het welzijn van de ouders. Ook uit meta-analyses en systematische reviews blijkt dat deze programma’s bijdragen aan het verminderen van (beginnende) gedragsproblemen bij kinderen.
Bovendien geven aanwijzingen aan dat kortdurende groepsgerichte opvoedprogramma’s (tot maximaal 8 sessies) ook effectief zijn voor ouders en kinderen. Huisbezoeken voor ouders met verhoogd risico op opvoedproblemen verbeteren hun opvoedattitudes en -gedrag, evenals de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van hun kinderen. Programma’s met frequente huisbezoeken lijken een nog sterker effect te hebben op het opvoedgedrag van ouders.
Lange termijn effecten van opvoedprogramma’s
Er is meer onderzoek nodig naar de lange termijn effecten van opvoedprogramma’s. Enkele studies tonen aan dat opvoedsteun ook langdurig effect heeft. De tijdsduur waarover het effect zichtbaar blijft varieert van 6 maanden tot 3 jaar na voltooiing van het programma. Volgens Overbeek et al. (2017) zijn de lange termijn effecten gemiddeld tot 2 jaar na de afsluiting van de interventie waarneembaar.
Digitale hulpmiddelen in opvoedprogramma’s: een nieuwe trend
In de afgelopen jaren is er een toenemende inzet van digitale hulpmiddelen binnen opvoedprogramma’s. De resultaten die tot nu toe zijn behaald, zijn veelbelovend, en er is meer onderzoek nodig naar deze ontwikkelingen. Ook de online ondersteuning voor ouders is toegenomen, wat nieuwe mogelijkheden biedt voor het universeel verstrekken van informatie over opvoeding en de ontwikkeling van kinderen. Het bieden van sociale steun aan ouders en het vergemakkelijken van het vragen om hulp van professionals blijkt via online tools effectief en veelbelovend. Daarnaast kan het gebruik van digitale hulpmiddelen mogelijk de kosteneffectiviteit van opvoedprogramma’s vergroten.
Beperkingen en onderzoeksbehoefte over opvoedsteun
Er is beperkt onderzoek gedaan naar de effectieve elementen van opvoedsteun. Door de variërende kwaliteit van de studies, de diversiteit van onderzochte interventies en doelgroepen is het lastig om vast te stellen welke interventies het beste werken voor specifieke groepen. Er is behoefte aan meer systematisch onderzoek naar de invloed van implementatiefactoren van de programma’s. De relatie tussen de ouder en de professional, groepsbegeleider of thuisbezoeker lijkt bij lichtere problematiek net zo belangrijk te zijn als de specifieke werkzame elementen van een opvoedprogramma. Bij zwaardere opvoedproblemen lijken deze specifieke factoren een groter positief effect te hebben dan het algemeen werkzame aspect van de relatie tussen ouder en professional.