Ouderschap en opvoeding ondersteunen

Wat is opvoeden?

Waar ouderschap eerder ging over de persoon van de ouder, gaat het bij opvoeden over dat wat zich afspeelt in de relatie tussen ouders en kinderen en hoe we daar over met ouders in verbinding kunnen komen.
Ga snel naar...

In de richtlijn opvoedingsondersteuning van het NCJ vinden we de volgende uitgangspunten over de vraag wat opvoeden is.

Manieren van opvoeden

Vanuit socialisatietheorieën wordt het evenwicht tussen ondersteunen en structureren als belangrijk kenmerk genoemd om een opvoedingssituatie te kunnen beoordelen (Maccoby, 1994). Dat zijn de twee pijlers die de kwaliteit van de opvoeding bepalen.

  1.  Bij de eerste pijler gaat het om de affectieve band tussen ouders en kinderen, de mate waarin ouders betrokken zijn, de emotionele ondersteuning die zij hun kind bieden en de ruimte die zij bieden om eigen initiatieven te ontplooien. 
  2. De tweede pijler betreft het belang van het bieden van structuur en houvast en de noodzaak om ongewenst gedrag tijdig te corrigeren. Het gaat dan om het stellen van regels en grenzen aan het gedrag van kinderen en het toezicht houden op wat ze doen. Belangrijk is dat ouders grenzen stellen op een manier die effectief is en kinderen geen schade berokkent (Blokland, 2010).

Opvoedstijlen

In de opvoeding ontwikkelen ouders na verloop van tijd een vast patroon, een kenmerkende manier van reageren op het gedrag van hun kind in uiteenlopende situaties. Vanuit de theorie kunnen we verschillende opvoedingsstijlen onderscheiden die als meer of minder gunstig worden beschouwd voor de kinderlijke ontwikkeling (Maccoby, 1994). 

De manier waarop ouders opvoeden, varieert in de mate waarin zij controle uitoefenen en hun kinderen emotioneel en affectief ondersteunen. Op grond daarvan zijn vier opvoedstijlen te onderscheiden. Ze worden gekenmerkt door de mate van controle en betrokkenheid.

 Betrokkenheid

Controle

 

 HoogLaag
Hoogdemocratisch (autoritatief, gezaghebbend)autoritair
Laagtoegeeflijk (permissief)verwaarlozend

 

De democratische opvoedingsstijl lijkt het meest wenselijk voor het aanleren van een gezonde leefstijl. Deze opvoeding wordt gekarakteriseerd door een hoge mate van ouderlijke verzorging, betrokkenheid, gevoeligheid, overleg op basis van redeneren, controle en stimulering van de autonomie van jongeren. Deze opvoedstijl leidt tot competente, onafhankelijke kinderen met een hoog gevoel van eigenwaarde en een hoog ontwikkeld gevoel van sociale verantwoordelijkheid. Daarmee krijgen kinderen de meeste kansen om goede ‘levensvaardigheden’ te ontwikkelen (Blokland, 2010).

Opvoedingsproces

Opvoeding kan worden gezien als een transactioneel proces, waarin ouders en kinderen elkaar wederzijds beïnvloeden in relatie met de specifieke omgeving van het gezin.
Zowel kindfactoren als ouderfactoren als omgevingsfactoren hebben invloed op dit proces. Niet zelden zullen er factoren zijn die de opvoeding kunnen bedreigen; deze kunnen hun oorsprong vinden in het kind zelf, de ouder(s) of de omgeving. Dergelijke factoren (risicofactoren) maken het leven complex en vragen derhalve extra energie om de opvoeding toch op het goede spoor te houden. Factoren in het kind, de ouder(s) of de omgeving die de opvoeding daarentegen goed laten verlopen, zijn beschermende (protectieve) factoren.
Het balansmodel (Bakker e.a., 1998) brengt de beschermende en de risicofactoren in kaart (zie figuur).

Om zinvolle uitspraken te kunnen doen over de invloed van risicofactoren en beschermende factoren, moet onderscheid worden gemaakt tussen factoren op micro-, meso- en macroniveau.

  •  Op het microniveau gaat het om ouder-, kind- en gezinsfactoren. Eigenschappen van de ouder(s), het kind en het gezinssysteem (opvoeding en gezinsinteracties) staan hier centraal.
  • Op het mesoniveau worden sociale factoren, gezins- en buurtfactoren onderscheiden. Hierbij kan worden gedacht aan het sociale netwerk, sociale bindingen (bijvoorbeeld de school) en de kwaliteit van de buurt (sociale buurtcohesie). In het algemeen kunnen deze factoren als steunend beschouwd worden.
  • Op het macroniveau ten slotte bevinden zich de maatschappelijke achtergrondfactoren. De culturele achtergrond en sociaal-economische positie (opleiding, werk, inkomen enz.) spelen hier een rol. Het gaat hier dus om maatschappelijke en culturele condities die het gezinsleven bepalen. Sociale steun is hierbij een belangrijke beschermende factor. Sociale en maatschappelijke omgevingsfactoren hebben een sterke invloed op condities waarbinnen de opvoeding plaatsvindt. Het balansmodel geeft dit samenspel op alle drie de niveaus weer (Bakker e.a., 1998).

De aanwezigheid van een enkele risicofactor zal weinig invloed hebben op de kwaliteit van de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Ieder individu krijgt immers te maken met bepaalde risicofactoren en beschermende factoren, die onderling op elkaar inwerken. Er ontstaan problemen als de risicofactoren zich opstapelen (cumuleren) en de beschermende factoren niet. Hoewel het in alle milieus voorkomt dat problemen zich opstapelen, is er een samenhang tussen (zwakke) maatschappelijke positie en risicocumulatie. Onderzoeken naar risicofactoren laten zien dat, gemiddeld genomen, het aantal risicofactoren een grotere voorspellende waarde heeft voor het slagen of mislukken van de opvoeding dan de zwaarte van specifieke (risico)factoren. De veronderstelling is dat als men een goed zicht heeft op de risicofactoren in een concrete situatie, problemen kunnen worden voorspeld. Dit geldt echter niet zonder meer: risicofactoren zijn op zich geen goede voorspellers van problemen.
Risicofactoren hebben vooral een negatief effect als ze cumuleren. Naarmate het aantal problemen en stressfactoren toeneemt, neemt de draagkracht van ouders om deze problemen zelf aan te kunnen evenredig af. Hierop zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld in geval van ernstig lichamelijk en/of psychisch disfunctioneren.
Gezinnen met meervoudige risicofactoren zijn op de drie verschillende niveaus bijzonder kwetsbaar en lopen extra kans op opvoedings- of ontwikkelingsproblemen. De verschillende factoren kunnen elkaar in principe versterken of verzwakken. Zo is uit onderzoek gebleken dat de invloed van risicofactoren gereduceerd kan worden indien er sprake is van beschermende factoren in de omgeving van het kind (Bakker, 1998; Hermanns c.s., 2005). De meest beschermende factor is in dit verband de sociale steun. Een risicofactor op het ene niveau hoeft niet noodzakelijk door een beschermende factor op hetzelfde niveau te worden gecompenseerd: beschermende factoren op het macroniveau kunnen bijvoorbeeld tegenwicht bieden tegen bedreigende factoren op mesoniveau. Een cumulatie van risicofactoren moet worden gecompenseerd door een cumulatie van beschermende factoren.
Om de wisselwerking tussen beschermende en risicofactoren, tussen individuele ontwikkeling en sociale omgeving en tussen de verschillende socialisatiemilieus in kaart te brengen, kunnen de begrippen draagkracht en draaglast worden gebruikt.

  •  Draagkracht is het geheel van competenties en beschermende factoren waarmee ouders en kinderen de draaglast het hoofd bieden. 
  • Draaglast is het geheel van taken dat ouders en kinderen te vervullen hebben (voorzien in de primaire levensbehoeften en materiële behoeften, huishoudelijke en maatschappelijke taken, opvoeding enz.) 

De verhouding tussen draagkracht en draaglast bepaalt of ouders de opvoeding daadwerkelijk ‘aankunnen’ (Bakker e.a., 1998).

balansmodel Bakker
Balansmodel Bakker, NIZW

Opvoedingsopgaven

De wisselwerking van kind-, ouder- en omgevingsfactoren grijpt in op het ontwikkelingsproces dat kinderen doormaken. In de kinderlijke ontwikkeling is een opgaande lijn te constateren naar een steeds hoger niveau van functioneren. Er zijn daarbij verschillende ontwikkelingsfasen te onderscheiden. Kinderen worden in hun ontwikkelingsproces steeds met nieuwe ontwikkelingsopgaven geconfronteerd. De ontwikkeling die kinderen doormaken, vraagt steeds ook om aanpassing van ouders in de vorm van ander opvoedingsgedrag. In elke ontwikkelingsfase moeten ouders afstemmen op wat hun kind kan of nog moet leren.

Dat vraagt om enig inzicht in de kinderlijke ontwikkeling en om vaardigheden om met kinderen om te gaan. Complementair aan ontwikkelingsopgaven kunnen we voor ouders in elke periode ook specifieke opvoedingsopgaven benoemen.

PeriodeOntwikkelingsopgavenOpvoedingsopgaven
BabyLichaamsbeheersing 
Veilige hechting
Dag-nachtritme ontwikkelen
Soepele verzorging
Responsiviteit
Voorspelbare omgeving

Dreumes/peuter

 

Exploratief spel
Autonomieontwikkeling
Uitdrukken door taal
Grenzen accepteren
Veiligheid in huis bewaken
Emotionele basis bieden
Regels introduceren
Praten/benoemen
Taal- en spelstimulering
SchoolkindSociale vaardigheden
Omgang met leeftijdgenoten
Positief zelfbeeld
Actieve leerhouding
Schoolse vaardigheden
Moreel besef
Zelfredzaamheid
Positieve stimulans
Omgang met leeftijdgenoten bevorderen
Sociaal gedrag stimuleren
Onderwijsondersteunend gedrag
Uitleg en instructie
Eigen taken geven
PuberEmotionele zelfstandigheid
Omgang met andere sekse
Seksuele identiteit
Eigen waardensysteem
School- en beroepskeuze
Probleem oplossen
Enige tolerantie voor experimenten
Toezicht houden
Emotionele steun bieden
Leeftijdsadequate grenzen stellen

De meeste ouders – als de eerst verantwoordelijken voor het opvoeden van hun kind of kinderen – leren het opvoeden met vallen en opstaan en groeien met hun kind mee. Wanneer ouders erin slagen de verschillende opvoedingsopgaven zonder grote problemen te volbrengen, breiden hun vaardigheden zich uit en ontwikkelen zij vertrouwen in zichzelf als opvoeder. Soms loopt de aanpassing aan nieuwe situaties minder soepel en hebben ouders er moeite mee om goed in te schatten wat zij wel of niet van hun kind kunnen verwachten (McGillicuddy-De Lisi en Sigel, 2002). Ouders zijn daar meer onzeker over bij hun eerste kind.

Waaier van betekenissen

Wat ouders wel of niet doen, wat ze wel of niet zeggen tegen hun kind, hoe ze zich verhouden tot hun kind, heeft onder meer te maken met welke ouder ze willen zijn, hoe ze het samenleven in een gezin zien, wat ze hun kind willen voorleven, welke waarden ze belangrijk vinden, …

Natuurlijk spelen nog veel andere factoren een rol: de opvoedingsgeschiedenis van de ouder, maar evengoed wie het kind is dat ze voor zich hebben, hun kennis over ontwikkeling van een kind, de tijdgeest of de buurt waarin ze leven, hun werk of partnerrelatie, de spiegel die andere gezinnen of professionelen hen voorhouden, gebeurtenissen in hun leven, sociale media, ervaren stress, welke middelen ze daartoe voorhanden hebben … 

Opvoeden is geen onveranderlijk gegeven. Tijdens het opgroeien van kinderen worden ouders immers steeds voor nieuwe keuzes en (on-)mogelijkheden gesteld. Ouders stellen hun beeld of verwachtingen bij ten aanzien van zichzelf en hun kind. Een ouder vindt zichzelf hierin als ouder steeds opnieuw uit en moet telkens een nieuwe positie innemen.

Er zijn dus heel wat beweegredenen voor ouders om te doen wat ze doen in de relatie met hun kinderen. Onder concreet en waarneembaar opvoedingsgedrag van ouders gaat een waaier aan betekenissen schuil. Daarin lijken ouders op elkaar, alleen is elke ouder een ouder op zijn eigen manier. Er is maar één manier om ouders hierin te leren kennen én die bestaat erin om met ouders in gesprek te gaan vanuit een oprechte betrokkenheid en nieuwsgierigheid. Dit helpt te begrijpen hoe de ouder zichzelf ziet, welk gezin de ouder voor ogen heeft. Het biedt de kans om het gezin te beluisteren op het niveau dat verder gaat dan wat direct zichtbaar is in gedrag. 

Hetzelfde geldt voor kinderen. Ook bij hen hangt het zichtbaar gedrag samen met heel wat onderliggende betekenis, zelfs bij gedrag dat we in eerste instantie als ongepast of onaangepast zien. Ook bij kinderen en jongeren is het belangrijk om hen te leren kennen en begrijpen vanuit een oprechte betrokkenheid en nieuwsgierigheid. 

Opvoeden en improviseren

Opvoeden is in de eerste plaats mensenwerk. Ouders en kinderen hebben geen handleiding van elkaar. Bij opvoeden gaat het om het dagelijks improviseren, om afstemming te zoeken met een kind, voortbouwend op wat er al was en rekening houdend met wat nu passend is. Het is dus niet zomaar doen wat je als ouder wil. Wat de ouder doet moet aansluiten bij de persoon van de ouder zelf, bij wat nodig is voor wie dit kind is en wat werkt in deze context. 

Het opvoedend handelen kan van dag tot dag verschillen. Er zijn momenten waarop het fout kan lopen, maar tegelijkertijd, evenveel momenten die nieuwe kansen scheppen in de relatie tussen ouders en kinderen. 

Deze afstemming blijft een voortdurende opdracht. Wat passend was gisteren is dat morgen misschien niet meer (Vander Pas, 2008). Kinderen veranderen en groeien en vragen een andere benadering. Hun leefwereld breidt uit, nieuwe betekenisvolle relaties ontstaan. Ouders veranderen mee tijdens het opgroeien van de kinderen. 

Het zoeken naar afstemming betekent dat opvoeden ook samengaat met onzekerheid, twijfel en bevraging. Het (met ouders) kunnen innemen van een metapositie wordt als helpend, als een beschermende factor gezien (NCJ, 2012 p. 26), zeker als ouders te maken krijgen met ongunstige omstandigheden of vast lopen in de relatie of dagelijkse omgang met hun kind. Het gaat erom te reflecteren op wat zich concreet afspeelt en van een afstand te kijken naar en het verbinden van de verschillende perspectieven (die van de ouder zelf met die van het kind en wat nog van invloed is). 

Opvoeden is complex en in wezen onvoorspelbaar

Eigen aan de opvoeding is de onvoorspelbaarheid ervan. Opvoeden is per definitie risico lopen, ondanks goede intenties van de ouder. Kinderen doen soms andere zaken dan wat de ouder verwacht. 

Het is een illusie te denken dat het perfecte opvoedend handelen voor een perfecte ontwikkeling van kinderen bestaat en dat kinderen maakbaar zouden zijn. Of nog, dat alle problemen te voorkomen zijn. Kennis kan onmogelijk 100% zekerheid bieden. Dat is een lastig inzicht, maar maakt opvoeden net tot zo een interessant en spannend iets. 

Opvoeden is immers een complex proces waarin veel factoren een rol spelen. Opvoeden is iets anders dan programmeren. Het laat zich niet vatten in een recept of stappenplan. De uitkomst ligt niet op voorhand vast. Er is altijd afstemming nodig tussen algemene kennis en de individuele situatie van ouders, kinderen en jongeren. 

Er is heel wat onderzoek beschikbaar over opvoedingsgedrag en uitkomsten bij kinderen.

  •  Onderbouwde kennis kan ouders helpen bij het opdoen van inzichten, het geeft handvatten en inzichten in wat bijdraagt tot het opgroeien en ontwikkelen van kinderen en het groeien in ouderschap. Op die wijze is het ondersteunend en versterkend bij het maken van persoonlijke keuzes en beslissingen met betrekking tot het opvoeden.
  • Tegelijkertijd vraagt het inzetten van kennis de nodige voorzichtigheid. Een overvloed aan informatie en adviezen kan ouders ook onzeker maken en onrust creëren. Zeker als adviezen dwingend geformuleerd worden in termen van als … dan en/of niet voldoende aansluiten bij de reële mogelijkheden en leefwereld van de ouders. Het leidt tot veel vragen - doe ik het wel goed als ouder? Er schuilt immers vaak een onderliggende en impliciete gedachte van controleerbaarheid onder, namelijk dat het handelen van de ouder leidt tot een vooraf bepaalde uitkomst, of, als er iets niet goed gaat met het kind dan ligt het aan de ouders.